Logo
🔍

Markus 6 VB

« Het ongeloof in Nazaret

1. Jezus vertrok daar en ging naar zijn vaderstad, gevolgd door zijn leerlingen.

2. Op de sabbat begon Hij onderricht te geven in de synagoge. Velen die Hem hoorden, stonden versteld en zeiden: "Waar heeft Hij die dingen vandaan? Hoe komt Hij aan die wijsheid en hoe kunnen er door zijn handen zulke wonderen gebeuren?

3. Hij is toch de timmerman, de Zoon van Maria, en de Broer van Jakobus, Joses, Judas en Simon? En zijn zussen wonen toch hier bij ons?" En ze ergerden zich aan Hem.

4. Maar Jezus zei tegen hen: "Alleen in zijn vaderstad en binnen zijn eigen familie wordt een profeet niet erkend."

5. En Hij kon daar geen grote wonderen doen, alleen genas Hij enkele zieken door hun de handen op te leggen.

Jezus zendt zijn twaalf leerlingen uit

6. En Hij verbaasde Zich over hun ongeloof. Hij trok langs de dorpen in de omgeving en gaf er onderricht.

7. Jezus riep de twaalf bij Zich en zond hen twee aan twee uit, en Hij gaf hun gezag over de onreine geesten.

8. En Hij gebood hun om, behalve een staf, niets mee te nemen voor onderweg: geen reistas, geen brood, geen geld.

9. Ze mochten wel sandalen aandoen, maar geen extra kleren aantrekken.

10. En Hij zei tegen hen: "Wanneer je ergens onderdak hebt gekregen, blijf daar dan tot je uit die plaats vertrekt.

11. En als de mensen je niet willen ontvangen en niet naar je willen luisteren, klop dan bij je vertrek het stof van je voeten, als aanklacht tegen hen. Ik verzeker jullie dat voor Sodom en Gomorra de dag van het oordeel draaglijker zal zijn dan voor die stad."

12. Ze gingen op weg en verkondigden de mensen dat ze zich moesten bekeren.

De dood van Johannes de Doper

13. Ze dreven vele demonen uit en genazen vele zieken door hen met olie te zalven.

14. Koning Herodes hoorde over Hem, want zijn naam was overal bekend geworden. Men zei: "Johannes de Doper is uit de dood opgewekt! Daardoor heeft Hij die bijzondere krachten!"

15. Anderen zeiden: "Hij is Elia."#6:15 zie Mal 4:5 Weer anderen zeiden: "Hij is een profeet, zoals de profeten van vroeger."

16. Toen Herodes van Hem hoorde, zei hij: "Dat is Johannes die ik heb laten onthoofden. Hij is uit de dood opgestaan!"

17. Want Herodes had Johannes gevangen laten nemen, hem geketend en opgesloten. Dit had hij gedaan vanwege Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, omdat hij haar tot vrouw genomen had

18. en Johannes tegen hem gezegd had: "U mag de vrouw van uw broer niet hebben."

19. Daarom had Herodias het op Johannes voorzien en was ze uit op zijn dood, maar ze slaagde daar niet in.

20. Want Herodes had ontzag voor Johannes, omdat hij wist dat hij een rechtvaardig en heilig man was. Daarom beschermde hij hem. Wanneer hij naar Johannes had geluisterd, wist hij niet wat hij ervan moest denken, maar hij hoorde hem graag.

21. Herodias greep echter haar kans toen Herodes ter gelegenheid van zijn verjaardag een feestmaal hield voor de leiders van het land, de legerleiding en de vooraanstaande mensen uit Galilea.

22. Herodias' dochter kwam voor de gasten dansen en Herodes en zijn gasten genoten ervan. Daarom beloofde de koning het meisje: "Vraag van mij wat je maar wilt en ik zal het je geven."

23. Hij zwoer haar zelfs: "Wat je ook vraagt, ik zal het je geven, al was het de helft van mijn koninkrijk."

24. Ze ging naar haar moeder en vroeg: "Waar zal ik om vragen?" Haar moeder zei: "Om het hoofd van Johannes de Doper."

25. Ze haastte zich onmiddellijk naar de koning terug en zei: "Ik wil dat u mij nu meteen op een schotel het hoofd van Johannes de Doper geeft."

26. Daar werd de koning erg bedroefd over, maar vanwege de eden die hij gezworen had en vanwege zijn gasten wilde hij het haar niet weigeren.

27. Hij stuurde onmiddellijk de beul naar de gevangenis en gaf bevel het hoofd te brengen. De beul onthoofdde Johannes in de gevangenis.

28. Hij bracht zijn hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje, en het meisje gaf het aan haar moeder.

Eerste wonder van brood en vis

29. Toen zijn leerlingen het hoorden, kwamen ze zijn lijk ophalen en legden het in een graf.

30. De apostelen kwamen bij Jezus terug en vertelden Hem alles wat ze gedaan en onderwezen hadden.

31. Hij zei tegen hen: "Kom mee naar een eenzame plek om alleen te zijn en uit te rusten." Want er kwamen en gingen zo veel mensen, dat ze zelfs geen gelegenheid hadden om te eten.

32. Ze vertrokken met een boot naar een eenzame plek om alleen te zijn.

33. De menigte zag hen wegvaren. Toen de mensen Hem herkenden, haastten ze zich te voet uit alle steden daarheen en waren er eerder dan Hij.

34. Toen Jezus aan land kwam, zag Hij daar een grote menigte. Hij had diep medelijden met hen, omdat ze waren als schapen die geen herder hebben. En Hij begon hun over vele dingen onderricht te geven.

35. Toen het al laat geworden was, kwamen zijn leerlingen naar Hem toe en zeiden: "Het is hier eenzaam en het wordt al laat.

36. Stuur de menigte toch weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten hier in de omgeving gaan om eten te kopen, want ze hebben niets te eten."

37. Maar Hij antwoordde: "Geven jullie hun maar te eten." Ze zeiden tegen Hem: "Moeten we dan voor tweehonderd zilverstukken brood gaan kopen om hun te eten te geven?"

38. Hij zei tegen hen: "Ga eens kijken hoeveel broden jullie hebben." Ze gingen het na en zeiden: "Vijf, en twee vissen."

39. Hij droeg hun op de mensen in groepen op het gras te laten zitten.

40. Ze gingen zitten in groepen van honderd en van vijftig.

41. Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek op naar de hemel, sprak er een zegen over uit, brak ze in stukken en gaf ze aan de leerlingen om ze uit te delen aan de menigte. Ook de twee vissen verdeelde Hij onder allen die daar waren.

42. En allen aten tot ze verzadigd waren.

43. Vervolgens haalden ze twaalf manden vol brokken brood en vis op.

Jezus loopt op het water

44. Het waren ongeveer vijfduizend mannen die van de broden hadden gegeten.

45. Onmiddellijk daarna dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te stappen en Hem vooruit te varen naar de overkant, naar Betsaïda, terwijl Hij de menigte zou wegsturen.

46. Nadat Hij afscheid van hen had genomen, ging Hij de berg op om te bidden.

47. Toen het avond was geworden, bevond het schip zich midden op het meer en Jezus was alleen aan land.

48. Toen Hij zag dat de leerlingen grote moeite hadden om vooruit te komen vanwege de harde tegenwind, kwam Hij rond de vierde nachtwake naar hen toe, over het meer lopend, en wilde hen voorbijgaan.

49. Toen ze Hem over het meer zagen lopen, dachten ze dat Hij een spook was en schreeuwden van angst.

50. Ze zagen Hem allemaal en raakten in paniek. Onmiddellijk zei Hij tegen hen: "Rustig maar! IK BEN het, wees maar niet bang."

51. Hij klom bij hen aan boord en de wind ging liggen.

52. De leerlingen waren geschokt en volkomen verbijsterd. Ze hadden door [het gebeurde met] de broden geen inzicht verkregen, omdat hun hart hard was.

53. Ze staken het meer over en gingen in Gennesaret aan land.

54. Toen ze van boord waren gegaan, werd Jezus meteen door de mensen herkend.

55. Ze liepen de hele streek af, haalden alle zieken op en brachten hen op slaapmatten naar de plaats waarvan ze hoorden dat Jezus daar was.

56. Waar Hij ook kwam, in alle dorpen, steden en gehuchten, legden ze de zieken op het marktplein neer. Ze smeekten Hem of ze ook maar de kwast#6:56 zie Num 15:38-39 aan zijn kleed mochten aanraken. En allen die Hem aanraakten werden gezond.

»