Logo
🔍

Matteüs 22 VB

« De gelijkenis van het bruiloftsfeest

1. En Jezus vertelde hun nog een gelijkenis.

2. Hij zei: "Het Koninkrijk van de hemel is te vergelijken met een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon.

3. Hij stuurde zijn dienaren naar de genodigden met het bericht dat ze konden komen, maar de gasten wilden niet.

4. Hij stuurde andere dienaren, die de genodigden opnieuw moesten zeggen: 'Ik heb alles voorbereid voor de maaltijd: ik heb mijn ossen en gemeste dieren geslacht en alles staat klaar. Kom naar de bruiloft.'

5. Maar de mensen schonken er geen aandacht aan en gingen weg, de een naar zijn akker, een ander naar zijn zaken.

6. De anderen grepen zijn dienaren, mishandelden hen en doodden hen.

7. Toen de koning dat hoorde, werd hij woedend. Hij stuurde zijn leger erheen, doodde die moordenaars en stak hun stad in brand.

8. Daarna zei hij tegen zijn dienaren: 'Alles is klaar voor het bruiloftsmaal, maar de genodigden waren het niet waard te komen.

9. Ga daarom naar de kruispunten van de wegen en nodig iedereen die je daar ziet voor de bruiloft uit.'

10. De dienaren gingen de wegen op en nodigden iedereen die ze daar aantroffen voor de bruiloft uit, zowel goede als slechte mensen. De bruiloftszaal stroomde vol met gasten voor de maaltijd.

11. Toen de koning binnenkwam om te zien wie er allemaal waren gekomen, zag hij iemand aan tafel die geen bruiloftskleding aan had.

12. Hij zei tegen hem: 'Vriend, hoe kan het dat je hier binnenkomt zonder bruiloftskleding?' De man wist niets te zeggen.

13. Daarop zei de koning tegen de dienaren: 'Bind hem aan handen en voeten, neem hem mee en gooi hem in de uiterste duisternis.' Daar zal gejammer zijn en tandengeknars.

Strikvraag over de belasting

14. Want er zijn wel velen geroepen, maar slechts weinigen uitgekozen."

15. Toen vertrokken de Farizeeërs en beraadslaagden hoe ze Jezus in zijn eigen woorden konden verstrikken.

16. Ze stuurden hun eigen leerlingen met een aantal Herodianen naar Jezus en vroegen Hem: "Meester, we weten dat U oprecht bent en Gods weg waarheidsgetrouw onderwijst, ongeacht tot wie U spreekt, en dat U niet geeft om de mening van anderen.

17. Zeg ons nu: wat vindt U, mogen we wel of niet aan de keizer belasting betalen?"

18. Maar Jezus doorzag hun kwaadaardigheid en zei:

19. "Huichelaars, waarom dagen jullie Mij uit? Laat Mij de munt zien waarmee jullie de belasting betalen." Ze brachten Hem een zilverstuk.

20. Vervolgens zei Hij tegen hen: "Van wie zijn de afbeelding en het opschrift erop?"

21. Ze antwoordden: "Van de keizer." En Hij zei tegen hen: "Geef dan aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt."

Vraag naar de opstanding uit de dood

22. Toen ze dit hoorden, waren ze verbijsterd. Ze vertrokken en lieten Hem verder met rust.

23. Diezelfde dag kwamen er Sadduceeërs naar Jezus – Sadduceeërs zeggen dat er geen opstanding uit de dood is –

24. en vroegen Hem: "Meester, Mozes heeft gezegd: 'Als een man kinderloos sterft, moet zijn broer met de vrouw trouwen om nageslacht te verwekken voor zijn overleden broer.'

25. Nu waren er bij ons zeven broers. De eerste trouwde en stierf kinderloos. Daarom liet hij zijn vrouw na aan zijn broer.

26. De tweede broer verging het net zo en ook de derde, tot de zevende broer toe.

27. Als laatste van allemaal stierf ook de vrouw.

28. Van wie van die zeven zal zij dan de vrouw zijn bij de opstanding uit de dood? Ze hebben haar immers allemaal tot vrouw gehad."

29. Jezus antwoordde: "Jullie dwalen, doordat jullie zowel de Schriften als de kracht van God niet kennen.

30. Want bij de opstanding uit de dood huwen ze niet en worden ze niet ten huwelijk gegeven, maar ze zijn als de engelen van God in de hemel.

31. En wat betreft de opstanding van de doden: hebben jullie niet gelezen wat God daarover tegen jullie heeft gezegd? Hij zegt:

32. 'Ik ben de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jakob'? God is geen God van doden, maar van levenden."

Het belangrijkste gebod uit de Wet

33. De menigte die dit hoorde was verbijsterd over zijn onderricht.

34. Toen de Farizeeërs hoorden dat Jezus de Sadduceeërs de mond had gesnoerd, kwamen ze bij elkaar.

35. En een van hen, een wetgeleerde, vroeg Hem om Hem uit te dagen:

36. "Meester, wat is het belangrijkste gebod in de Wet?"

37. Jezus antwoordde: " 'Heb je Heer God lief met je hele hart, je hele ziel en je hele verstand.'

38. Dit is het eerste en belangrijkste gebod.

39. Het tweede, dat even belangrijk is, is: 'Heb je naaste lief als jezelf.'

De Zoon van David

40. Deze twee geboden vormen het fundament van de gehele Wet en de Profeten."

41. Toen de Farizeeërs zich rond Hem verzameld hadden, vroeg Jezus hun:

42. "Wat denken jullie van de Christus? Van wie is Hij de Zoon?" Ze antwoordden: "Van David."

43. Daarop zei Jezus: "Waarom noemt David Hem door de Geest dan 'Heer'? Hij zegt immers:

44. 'De Heer heeft tegen mijn Heer gezegd: Neem plaats aan mijn rechterhand, totdat Ik je vijanden als voetenbank onder je voeten heb gelegd.'

45. Als David Hem 'Heer' noemt, hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn?"

46. Niemand wist Hem daarop iets te antwoorden en niemand durfde Hem voortaan nog een vraag te stellen.

»