Logo
🔍

Matteüs 25 BB

« Het verhaal van de tien bruidsmeisjes

1. Jezus zei: "Je kan het Koninkrijk van God ook vergelijken met tien bruidsmeisjes die met hun olielampen op weg gingen om de bruidegom op te wachten.

2. Vijf meisjes waren dwaas en vijf meisjes waren verstandig.

3. Want de dwaze meisjes namen wel hun olielampen mee, maar geen olie.

4. Maar de verstandige meisjes namen behalve hun olielamp ook een kruikje olie mee.

5. Het duurde lang voordat de bruidegom kwam. Daardoor werden ze moe en ze vielen in slaap.

6. Maar midden in de nacht werd er geroepen: 'Kijk, daar komt de bruidegom! Kom mee, hem tegemoet!'

7. De meisjes stonden haastig op en staken hun lampen aan.

8. Toen zeiden de dwaze meisjes tegen de verstandige meisjes: 'Geef ons een beetje van jullie olie, want onze lampen gaan uit.'

9. Maar de verstandige meisjes zeiden: 'Nee, want dan hebben we geen van allen genoeg. Gaan jullie maar naar de winkel om olie te kopen.'

10. Maar terwijl de dwaze meisjes olie gingen kopen, kwam de bruidegom. En de meisjes die klaar stonden, gingen met hem mee naar binnen, de feestzaal in. Toen ging de deur dicht.

11. Later kwamen ook de andere meisjes en riepen: 'Heer, heer, laat ons er in!'

12. Maar hij antwoordde: 'Luister: ik ken jullie niet.'

Het verhaal van de dienaren met het geld

13. Let dus goed op. Want jullie weten niet op welke dag en op welk moment de Mensenzoon komt."

14. Jezus zei: "Het is hetzelfde als met een man die naar het buitenland vertrok. Voordat hij ging, riep hij zijn dienaren bij zich. Hij gaf hun een bedrag waarmee ze voor hem zaken moesten doen.

15. Eén dienaar gaf hij 1200 goudstukken, een andere 500 goudstukken en een derde 250 goudstukken. Hij gaf ieder de hoeveelheid geld waarvan hij wist dat die dienaar daar goed mee zou kunnen omgaan. Daarna ging hij op reis.

16. De man die 1200 goudstukken had gekregen, ging onmiddellijk op weg om zaken te doen. Hij verdiende er 1200 goudstukken bij.

17. De man met de 500 goudstukken verdiende er 500 bij.

18. Maar de man die 250 goudstukken had gekregen, groef een gat in de grond en stopte er het geld van zijn heer in.

19. Na lange tijd kwam de heer van die dienaren terug. Hij wilde weten hoeveel ze met zijn geld voor hem verdiend hadden.

20. De man die 1200 goudstukken had gekregen, ging naar zijn heer. Hij bracht ook de 1200 goudstukken mee die hij had bijverdiend en zei: 'Heer, u had mij 1200 goudstukken gegeven. Kijk, ik heb er 1200 bijverdiend.'

21. Zijn heer zei tegen hem: 'Goed gedaan! Je bent een goede en trouwe dienaar. Ik heb je eerst weinig gegeven. Daar ben je goed mee omgegaan. Daarom zal ik je nu véél geven. En je bent welkom op mijn feest.'

22. De man die de 500 goudstukken had gekregen, ging ook naar zijn heer. Hij zei: 'Heer, u had mij 500 goudstukken gegeven. Kijk, ik heb er 500 bijverdiend.'

23. Zijn heer zei tegen hem: 'Goed gedaan! Je bent een goede en trouwe dienaar. Ik heb je eerst weinig gegeven. Daar ben je goed mee omgegaan. Daarom zal ik je nu véél geven. En je bent welkom op mijn feest.'

24. Toen kwam ook de man die maar 250 goudstukken had gekregen. Hij zei: 'Heer, ik wist dat u een hard mens bent. U maait waar u niet heeft gezaaid en u verzamelt op plaatsen waar u niets heeft uitgestrooid.

25. Omdat ik bang voor u was, heb ik uw 250 goudstukken in de grond gestopt. Hier zijn ze weer.'

26. Zijn heer zei tegen hem: 'Je bent een slechte en luie dienaar! Je zegt dat ik maai waar ik niet heb gezaaid, en dat ik verzamel waar ik niet heb uitgestrooid.

27. Dan had je mijn geld naar de bank moeten brengen. Dan had ik het bij mijn terugkomst met rente van de bank kunnen halen!

28. Neem hem de 250 goudstukken af. Geef ze aan hem die 2400 goudstukken heeft.'

29. Want aan iedereen die heeft, zal meer gegeven worden, en hij zal meer dan genoeg hebben. Maar van wie niet heeft, zal afgenomen worden wat hij heeft.

Het oordeel van Jezus over de mensen

30. En de heer zei: 'En gooi die nutteloze dienaar in de donkerste kerker. Daar zal hij huilen en met zijn tanden knarsen van spijt.' "

31. Jezus zei: "Straks zal de Mensenzoon komen in zijn stralende hemelse macht en majesteit, samen met al zijn engelen. Dan zal Hij op zijn koninklijke troon gaan zitten.

32. Alle volken zullen vóór Hem worden gebracht. En Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen scheidt van de bokken.

33. Hij zal de 'schapen' aan zijn rechterkant zetten en de 'bokken' aan zijn linkerkant.

34. Dan zal de Koning tegen de mensen rechts van Hem zeggen: 'Kom, mijn Vader wil goed voor jullie zijn. Hij geeft jullie het Koninkrijk dat Ik al voor jullie heb klaargemaakt nog voordat de aarde bestond.

35. Want toen Ik honger had, hebben jullie Mij te eten gegeven. Toen Ik dorst had, hebben jullie Mij te drinken gegeven. Toen Ik een vreemdeling was, hebben jullie Mij in huis genomen.

36. Toen Ik geen kleren had, hebben jullie Mij kleren gegeven. Toen Ik ziek was, hebben jullie Mij opgezocht. Toen Ik in de gevangenis zat, hebben jullie Mij bezocht.'

37. Dan zullen ze Hem antwoorden: 'Heer, wanneer had U honger en hebben we U te eten gegeven? Wanneer had U dorst en hebben we U te drinken gegeven?

38. Wanneer was U een vreemdeling en hebben we U in huis genomen? Wanneer had U geen kleren en hebben we U kleren gegeven?

39. Wanneer was U ziek of in de gevangenis en hebben we U bezocht?'

40. En de Koning zal zeggen: 'Luister goed! Ik zeg jullie: toen jullie die dingen voor één van mijn minst belangrijke broeders of zusters deden, hebben jullie ze ook voor Míj gedaan.'

41. Daarna zal Hij tegen de mensen links van Hem zeggen: 'Ga weg van Mij. Jullie zijn vervloekt. Ga naar het eeuwige vuur dat voor de duivel en zijn engelen is klaargemaakt.

42. Want toen Ik honger had, hebben jullie Mij niet te eten gegeven. Toen Ik dorst had, hebben jullie Mij niet te drinken gegeven.

43. Toen Ik een vreemdeling was, hebben jullie Mij niet in huis genomen. Toen Ik geen kleren had, hebben jullie Mij geen kleren gegeven. Toen Ik ziek was en in de gevangenis, hebben jullie Mij niet bezocht.'

44. Dan zullen ook zij antwoorden: 'Heer, wanneer had U honger, of dorst, of geen kleren, of was U ziek, of in de gevangenis en hebben we niets voor U gedaan?'

45. Dan zal Hij zeggen: 'Luister goed! Ik zeg jullie: toen jullie die dingen niet voor één van mijn minst belangrijke broeders of zusters deden, hebben jullie ze ook niet voor Míj gedaan.'

46. Deze mensen zullen voor eeuwig gestraft worden. Maar de mensen die hebben geleefd zoals God het wil, zullen het eeuwige leven krijgen."

»