Nehemia 1 EBV24
1. De woorden van Nehemia, de zoon van Hachalja. In de maand Kislev, in het twintigste jaar, toen ik in Shushan in het paleis was, gebeurde het
2. dat Hanani, één van mijn broers, bij mij kwam, hij samen met enkele mannen uit Juda, en ik vroeg hen naar de Joden die ontkomen waren, die overgebleven waren uit de gevangenschap, en ik vroeg ook naar Jeruzalem.
3. Zij zeiden tegen mij: “De overgeblevenen, die uit de gevangenschap daar in het rijksgebied zijn overgebleven, verkeren in grote ellende en smaad en de muur van Jeruzalem is stuk en haar poorten zijn met vuur verbrand.”
4. Toen ik deze woorden hoorde, ging ik zitten en huilde en treurde enkele dagen lang en ik vastte en bad voor het aangezicht van de GOD van de hemelen.
5. Ik zei: “O, HEERE, GOD van de hemelen, U, grote en ontzagwekkende God, die vasthoudt aan het Verbond en de liefdevolle trouw aan hen die Hem liefhebben en zich aan zijn geboden houden,
6. laat uw oor toch opmerkzaam zijn en uw ogen geopend, om te luisteren naar het gebed van uw dienaar, dat ik deze dag voor uw aangezicht bid, dag en nacht, voor de zonen van Israël, uw dienaren. Ook belijd ik de zonden van de zonen van Israël, waarmee wij tegen U gezondigd hebben. Ik en het huis van mijn vader, wij hebben gezondigd.
7. Wij hebben zeer dwaas tegen U gehandeld en wij hebben ons niet gehouden aan de geboden, de wetsvoorschriften en de rechtsbepalingen die U aan uw dienaar Mozes hebt geboden.
8. Herinner U toch het woord dat U aan uw dienaar Mozes hebt geboden door te zeggen: ‘Als jullie ontrouw zijn, zal Ik jullie onder de volken verstrooien,
9. maar als jullie je tot Mij bekeren en jullie je aan mijn geboden houden en die doen, al waren er van jullie verdreven tot aan het uiterste van de hemel, Ik zal hen vandaar bijeenbrengen en hen brengen naar de plaats die Ik uitgekozen heb om mijn Naam daar te doen wonen.’
10. Zij zijn immers uw dienaren en uw volk, dat U verlost hebt door uw grote kracht en door uw sterke hand.
11. O, mijn Heer, mag uw oor toch opmerkzaam zijn op het gebed van uw dienaar en op het gebed van uw dienaren die van harte uw Naam vrezen. Laat uw dienaar vandaag toch slagen en schenk hem barmhartigheid bij deze man.” Ik was schenker van de koning.