Logo
🔍

Nehemia 11 VB

« Lijst van de inwoners van Jeruzalem

1. De bestuurders van het volk woonden in Jeruzalem, maar van de rest van het volk werd door loting één op de tien aangewezen om in de heilige stad Jeruzalem te gaan wonen, terwijl de negen anderen zich in de overige steden zouden vestigen.

2. Iedereen prees degenen die vrijwillig aanboden in Jeruzalem te gaan wonen.

3. Dit zijn de leiders van het gewest die in Jeruzalem woonden (in de steden van Juda woonden, ieder op zijn erfbezit, in hun steden van herkomst, Israëlieten, priesters, Levieten, tempelknechten en de afstammelingen van Salomo's knechten).

4. Van de stammen Juda en Benjamin woonden in Jeruzalem: Van Juda: Ataja, de zoon van Uzzia, de zoon van Zacharja, de zoon van Amarja, de zoon van Sefatja, de zoon van Mahalaleël, een afstammeling van Perez.

5. Maäseja, de zoon van Baruch, de zoon van Kolhoze, de zoon van Hazaja, de zoon van Adaja, de zoon van Jojarib, de zoon van Zacharia, een afstammeling van Silon.

6. In totaal woonden er 468 afstammelingen van Perez in Jeruzalem, allemaal dappere mannen.

7. Van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, de zoon van Joëd, de zoon van Pedaja, de zoon van Kolaja, de zoon van Maäseja, de zoon van Itiël, de zoon van Jesaja.

8. Verder Gabbai en Sallai met 928 anderen.

9. Zij stonden onder leiding van Joël, de zoon van Zichri. Juda, de zoon van Senua, stond direct onder de bestuurder van de stad.

10. Van de priesters: Jedaja, de zoon van Jojarib, en Jachin.

11. Seraja, die belast was met het opzicht over Gods huis. Hij was een zoon van Hilkia, de zoon van Mesullam, de zoon van Zadok, de zoon van Merajot, de zoon van Ahitub.

12. Uit zijn geslacht nog 822 andere priesters, die dienstdeden in het huis van God. Adaja, de zoon van Jeroham, de zoon van Pelalja, de zoon van Amzi, de zoon van Zacharia, de zoon van Pashur, de zoon van Malchia.

13. Zijn geslacht telde 242 familiehoofden. Amassai, de zoon van Azareël, de zoon van Achzai, de zoon van Mesillemot, de zoon van Immer.

14. Uit zijn geslacht nog 128 andere priesters, allemaal dappere mannen, onder leiding van Zabdiël, de zoon van Gedolim.

15. Van de Levieten: Semaja, de zoon van Hassub, de zoon van Azrikam, de zoon van Hasabja, de zoon van Bunni.

16. Sabbetai en Jozabad hadden de leiding over de Levieten die buiten het huis van God werkten.

17. Mattanja, de zoon van Micha, de zoon van Zabdi, de zoon van Asaf, was de voorzanger van het koor bij het gebed. Hij werd terzijde gestaan door Bakbukja en Abda, de zoon van Sammua, de zoon van Galal, de zoon van Jedutun.

18. In totaal woonden er 284 Levieten in de heilige stad.

19. De deurwachters: Akkub, Talmon en de andere mannen uit hun familie bewaakten de poorten, in totaal 172 man.

20. De overige Israëlieten, priesters en Levieten woonden in de andere steden in Juda, ieder op zijn erfbezit.

21. De tempelknechten woonden op de Ofel en stonden onder leiding van Ziha en Gispa.

22. Het hoofd van de Levieten in Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, de zoon van Hasabja, de zoon van Mattanja, de zoon van Micha. De afstammelingen van Asaf deden dienst als zangers in het huis van God.

23. De koning had namelijk bevolen dat ze volgens een vast rooster hun dagelijkse diensten moesten doen.

De bewoonde steden in Juda

24. Petaja, de zoon van Mesezabeël, een afstammeling van Zera, de zoon van Juda, adviseerde de koning in alles wat het volk betrof.

25. In de dorpen op het platteland waren Judeeërs gaan wonen: in Kirjat-Arba en de omliggende dorpen, Dibon en de omliggende dorpen, Jekabzeël en de omliggende dorpen,

26. Jesua, Molada, Bet-Pelet,

27. Hazar-Sual, Berseba en de omliggende dorpen,

28. Ziklag, Mechona en de omliggende dorpen,

29. En-Rimmon, Zora, Jarmut,

30. Zanoa, Adullam en de omliggende dorpen, Lachis en het omliggende land en Azeka en de omliggende dorpen. Ze vestigden zich vanaf Berseba tot aan het Hinnomdal.

31. De Benjaminieten gingen wonen in Geba, Michmas, Aja, Bet-El en de omliggende dorpen,

32. Anatot, Nob, Ananja,

33. Hazor, Rama, Gittaïm,

34. Hadid, Zeboïm, Neballat,

35. Lod, Ono en het Handwerkersdal.

36. Van de Levieten woonde een aantal afdelingen uit Juda in Benjamin.

»