Nehemia 5 EBV24
1. Maar er ontstond een luid geroep van het volk en van hun vrouwen tegen hun broeders, de Joden.
2. Er waren er die zeiden: “Onze zonen en onze dochters en wijzelf zijn met velen. We moeten koren aanschaffen om te eten en in leven te blijven.”
3. Ook waren er die zeiden: “Wij hebben onze akkers en onze wijngaarden en onze huizen verpand om graan te kunnen krijgen tegen de honger.”
4. Er waren anderen die zeiden: “Wij hebben op onze akkers en onze wijngaarden geld geleend voor de verplichte afdracht aan de koning.”
5. “Nu dan, ons vlees is als het vlees van onze broeders, onze kinderen zijn als hun kinderen, en zie, wij moeten onze zonen en onze dochters slaven laten worden. Van onze dochters zijn er al die tot slavernij gedwongen zijn en onze hand is niet bij machte iets te doen en onze akkers en onze wijngaarden behoren aan anderen.”
6. Ik werd vreselijk boos toen ik hun geroep en al deze woorden hoorde.
7. Ik overlegde in mijn hart en ik klaagde de edelen en de bestuurders aan en zei tegen hen: “Ieder van jullie heeft zijn broeder met schulden opgezadeld.” Ik belegde een grote samenkomst tegen hen.
8. Ik zei tegen hen: “Wij hebben onze broeders, de Joden, die aan de volken verkocht waren, naar ons vermogen teruggekocht. Gaan jullie nu jullie broeders verkopen en worden ze nu aan ons te koop aangeboden?” Zij zwegen en hadden geen weerwoord.
9. Ik zei: “Het is geen goede zaak, wat jullie doen. Zouden jullie niet met ontzag voor onze GOD moeten leven vanwege de spot van de volken, onze vijanden?
10. Ook ik, mijn broeders en mijn knechten hebben geld en koren aan hen geleend. Laten we deze schuld toch kwijtschelden.
11. Geef hun toch vandaag nog hun akkers, hun wijngaarden, hun olijfgaarden en hun huizen terug en ook het honderdste deel van het geld en van het koren, de nieuwe wijn en de olie die jullie van hen hebben gevorderd.”
12. Toen zeiden zij: “Wij zullen het teruggeven en het niet meer van hen opeisen. Wij zullen doen, zoals je zegt.” Ik riep de priesters en liet hen zweren dat zij naar dit woord zouden handelen.
Het voorbeeld van Nehemia13. Ook schudde ik de boezem van mijn kleed uit, en zei: “Zo zal GOD iedere man, die dit woord niet nakomt, uit zijn huis en uit zijn werk uitschudden en zo zal hij uitgeschud worden en leeg zijn.” Heel de volksvergadering zei: “Amen!” Zij loofden de HEERE en het volk handelde naar dit woord.
14. Ook hebben ik en mijn broeders niet het voedsel van een landvoogd gegeten vanaf de dag dat hij mij als hun landvoogd heeft aangesteld in het land Juda, vanaf het twintigste jaar tot aan het tweeëndertigste jaar van koning Arthahsasta, dat is twaalf jaar lang.
15. De eerdere landvoogden die er voor mij geweest waren, hebben het volk lasten opgelegd en brood en wijn van hen aangenomen en bovendien nog eens veertig zilveren sjekels. Ook heersten hun knechten over het volk. Maar uit vrees voor GOD heb ik niet zo gehandeld.
16. Ook heb ik mijn krachten gegeven aan het werk aan deze muur en wij hebben geen land gekocht en al mijn knechten kwamen daar op het werk bij elkaar.
17. Van de Joden en van de bestuurders zaten honderdvijftig man aan mijn tafel en verder ook nog degenen die uit de volken om ons heen naar ons toegekomen waren.
18. Wat er voor één dag werd bereid, was één rund en zes speciaal uitgekozen dieren van de schapen en geiten, en ook werden er vogels voor mij klaargemaakt en om de tien dagen allerlei wijn in overvloed. Bij dit alles heb ik niet het voedsel voor een landvoogd geëist, omdat de dienst zwaar op dit volk drukte.
19. Gedenk mij toch ten goede, o mijn GOD, om alles wat ik voor dit volk heb gedaan.