Logo
🔍

Nehemia 6 EBV24

« De voltooiing van de muur

1. Toen Sanballat en Tobia en Gesem, de Arabier, en onze overige vijanden te horen kregen, dat ik de muur had herbouwd en dat daarin geen bres meer was overgebleven, hoewel ik tot op die tijd de deuren nog niet in de poorten had gezet, gebeurde het

2. dat Sanballat en Gesem mij een bericht zonden om te zeggen: “Kom, laten we elkaar ontmoeten in de dorpen in de vlakte van Ono.” Maar zij waren van plan mij kwaad te doen.

3. Ik zond boden naar hen toe om te zeggen: “Ik ben bezig met een groot werk en kan niet naar het dal afdalen. Waarom zou dit werk door mijn nalatigheid stilliggen en zou ik naar jullie afdalen?”

4. Zij zonden mij wel vier keer hetzelfde bericht en ik gaf hun steeds dit zelfde antwoord.

5. Toen zond Sanballat mij voor de vijfde keer ditzelfde bericht. Zijn knecht had een geopende brief in zijn hand,

6. waarin geschreven stond: “Het is onder de volken bekend geworden en Gasmu zegt: ‘Jij en de Joden zijn van plan in opstand te komen. Daarom bouwen jullie de muur en jij wilt hun koning worden!’ Zo luidden deze woorden.

7. Ook heb je profeten aangesteld om in Jeruzalem over je uit te roepen en te zeggen: ‘Hij is koning in Juda!’ Deze woorden zullen de koning ter ore komen. Kom dan nu, en laten we met elkaar overleggen.”

8. Maar ik zond hem een bericht om te zeggen: “Deze dingen die je zegt, zijn niet waar, maar je verzint ze zelf.”

9. Want zij probeerden ons allemaal bang te maken en zeiden: “Zij zullen hun handen van het werk aftrekken, zodat het niet zal worden afgemaakt.” Nu dan, maak mijn handen sterk!

10. Ik ging het huis binnen van Semaja, de zoon van Delaja, de zoon van Mehetabeël. Hij had zichzelf opgesloten en hij zei: “Laten we bijeenkomen in het Huis van GOD, in het midden van de Tempel, en laten we de deuren van de Tempel sluiten, want zij zullen komen om je te doden, ja, ’s nachts zullen zij komen om je te doden.”

11. Maar ik zei: “Zou een man als ik vluchten? Zou iemand als ik de Tempel binnengaan en in leven blijven? Ik zal er niet binnengaan.”

12. Want ik had gemerkt en gezien, dat GOD hem niet gezonden had, maar hij sprak deze profetie over mij, omdat Tobia en Sanballat hem hadden ingehuurd.

13. Hij was ingehuurd, opdat ik bang zou worden en zo zou handelen en zou zondigen, zodat zij iets zouden hebben om mij een slechte naam te bezorgen en mij een verwijt zouden kunnen maken.

14. O mijn GOD, gedenk Tobia en Sanballat in verband met deze daden van hen en ook de profetes Noadja en de andere profeten die geprobeerd hebben om mij bang te maken.

15. De muur werd na tweeënvijftig dagen op de vijfentwintigste van de maand Elul voltooid.

16. Toen al onze vijanden dit hoorden en alle volken om ons heen dit zagen, werden zij klein in eigen ogen, want zij beseften dat dit werk door onze GOD was gedaan.

17. In die dagen schreven de edelen van Juda veel brieven die naar Tobia gingen en van Tobia kwamen er brieven bij hen.

18. Want velen in Juda hadden zich onder ede met hem verbonden, omdat hij een schoonzoon van Sechanja, de zoon van Arah, was, en zijn zoon Johanan had de dochter van Mesullam, de zoon van Berechja, tot vrouw genomen.

19. Ook spraken zij tegenover mij over zijn goede daden en mijn woorden brachten zij aan hem over en Tobia stuurde mij brieven om mij bang te maken.

»