Logo
🔍

Nehemia 9 BB

« Het volk geeft aan God toe dat het verkeerd gedaan heeft

1. Op de 24e dag van die maand kwamen de Israëlieten bij elkaar. Ze aten niet en hadden rouwkleren aan en stof op hun hoofd.

2. De Israëlieten gingen apart staan van de mensen van andere volken. Ze gaven hardop toe wat zij en hun voorouders verkeerd hadden gedaan tegen God.

3. Toen ze op hun plaats waren gaan staan, werd er eerst drie uur lang voorgelezen uit de wet van hun Heer God. Daarna knielden ze drie uur lang neer voor hun Heer God om Hem te vertellen wat ze allemaal verkeerd gedaan hadden.

4. Op de verhoging van de Levieten stonden Jesua, Bani, Kadmiël, Sebanja, Bunni, Serebja, Bani en Kenani. Ze riepen luid tot hun Heer God.

5. En de Levieten Jesua, Kadmiël, Bani, Hasabneja, Serebja, Hodia, Sebanja en Petaja zeiden: "Ga nu staan en prijs jullie Heer God, voor eeuwig en altijd. Want Heer, U bent het waard om alle eer en lofprijs te krijgen.

6. U alleen bent de Heer. U heeft de hemel gemaakt, met alle sterren, de zon en de maan. U heeft de aarde gemaakt met alles wat daarop leeft, en de zee met alles wat daarin leeft. U heeft aan alles het leven gegeven. De engelen buigen zich voor U neer.

7. U heeft Abram uitgekozen, hem uit Ur in het land van de Chaldeeën gehaald. U heeft hem de naam 'Abraham' gegeven.

8. U merkte dat hij op U vertrouwde. Met hem heeft U een verbond gesloten. U beloofde dat U het land van de Kanaänieten, Hetieten, Amorieten, Perezieten, Jebusieten en Girgasieten aan zijn familie ná hem zou geven. En U heeft gedaan wat U heeft beloofd, want U bent rechtvaardig.

9. U heeft de ellende van onze voorouders in Egypte gezien. U heeft hun geroep bij de Rietzee gehoord.

10. U wist dat zij heel slecht werden behandeld. Daarom heeft U machtige daden gedaan bij de farao, bij zijn dienaren en bij zijn hele volk. Daarmee bent U beroemd geworden.

11. U heeft de zee voor uw volk gespleten. Zo konden zij op het droge dwars door de zee gaan. Maar hun achtervolgers wierp U in het kolkende water, zodat ze als een steen naar de diepte zonken.

12. U leidde hen overdag met een grote, hoge wolk, en 's nachts met een wolk van vuur. Zo gaf U hun licht op de weg die ze gingen.

13. U daalde neer op de berg Sinaï. Daar heeft U vanuit de hemel met hen gesproken. Daar gaf U hun rechtvaardige wetten en goede leefregels.

14. Ook gaf U hun uw heilige rustdagen. U gaf hun de wetten en leefregels, door uw dienaar Mozes.

15. U gaf brood uit de hemel toen ze honger hadden. U gaf water uit de rots toen ze dorst hadden. U beval hun om het land te gaan veroveren, het land waarvan U beloofd had dat U het hun zou geven.

16. Maar onze voorvaders deden verkeerd tegen U. Ze waren koppig en ongehoorzaam en deden niet wat U zei.

17. Ze weigerden te luisteren. Ze dachten niet meer aan de wonderen die U voor hen had gedaan. Ze waren koppig en ongehoorzaam. Ze zochten zelfs een leider die hen moest terugbrengen naar het land van slavernij. Maar U bent een God die vergeeft. U bent liefdevol en geduldig. U heeft hen niet verlaten.

18. Zelfs niet toen ze een gouden kalf hadden gemaakt en zeiden: "Dit is jullie god die jullie uit Egypte heeft bevrijd." Zelfs toen ze U zo vreselijk beledigden,

19. heeft U hen niet verlaten in de woestijn. Want U bent liefdevol en vriendelijk. De grote, hoge wolk die hen overdag leidde, verliet hen niet. En de wolk van vuur die hun 's nachts licht gaf en hun de weg wees, ging niet bij hen weg.

20. U heeft hun uw goede Geest gegeven om hen alles te leren. U heeft manna gegeven toen ze honger hadden, en water toen ze dorst hadden.

21. Zo heeft U 40 jaar lang in de woestijn voor hen gezorgd. Ze kwamen niets tekort. Hun kleren versleten niet en hun voeten werden niet dik.

22. U gaf hun de overwinning over koningen en volken. U verdeelde hún landen onder uw volk. Zo hebben ze het land van koning Sihon van Hesbon veroverd. Ook het land van koning Og van Basan.

23. U heeft ervoor gezorgd dat het volk zo ontelbaar werd als de sterren aan de hemel. U heeft hen gebracht naar het land dat U aan hun voorvaders had beloofd.

24. En zo hebben zij het land veroverd. U heeft de bewoners van het land, de Kanaänieten, in hun macht gegeven. U heeft hun koningen en de volken in hun macht gegeven. Ze konden met hen doen wat ze wilden.

25. Ze hebben sterke steden en vruchtbare grond veroverd. Ook huizen vol met spullen, waterputten die in de rotsen waren uitgehakt, veel wijngaarden, olijfbomen en fruitbomen. Ze hadden meer dan genoeg te eten. Ze hadden een goed leven, dankzij U.

26. Maar ze werden koppig en ongehoorzaam. Ze kwamen tegen U in opstand. Ze gooiden uw wet aan de kant. Ze doodden de profeten die hen waarschuwden dat ze naar U terug moesten gaan. Ze deden verschrikkelijke dingen.

27. Daarom gaf U hen in de macht van hun vijanden. Maar als ze in grote moeilijkheden waren, begonnen ze U om hulp te roepen. Dan luisterde U naar hen vanuit de hemel. Omdat U liefdevol en goed bent, gaf U hun bevrijders. Die redden hen uit de macht van hun vijanden.

28. Maar zodra het weer goed met hen ging, liepen ze weer bij U weg. Dan gaf U hen weer in de macht van hun vijanden, zodat die over hen heersten. Maar als ze U weer om hulp begonnen te roepen, luisterde U weer naar hen vanuit de hemel. Weer redde U hen, omdat U van hen hield. Zo redde U hen elke keer opnieuw.

29. U waarschuwde hen steeds opnieuw uw wet weer te gehoorzamen. Maar ze waren ongehoorzaam, luisterden niet naar U en hielden zich niet aan uw wet. Terwijl U toch beloofd had dat het goed gaat met ieder mens die zich aan uw wet houdt. Maar ze waren koppig en ongehoorzaam en hielden zich er niet aan.

30. Jarenlang bleef U geduldig. U bleef hen door uw Geest waarschuwen. Maar ze luisterden niet naar wat uw profeten zeiden. Toen heeft U hen in de macht gegeven van andere volken.

31. Maar omdat U van hen hield heeft U hen niet helemaal vernietigd. U heeft hen niet voorgoed verlaten. Want U bent een goede en liefdevolle God.

32. Machtige en ontzagwekkende God, U houdt U aan uw verbond, omdat U liefdevol bent. Zie nu wat ons allemaal is aangedaan: ons, onze koningen, onze leiders, onze priesters, onze profeten, onze ouders, ons allemaal, vanaf de dag dat wij werden overwonnen door de koningen van Assur.

33. U heeft gelijk dat U dit allemaal met ons heeft laten gebeuren. Want U was wel trouw aan ons, maar wij waren niet trouw aan U.

34. Onze koningen, onze leiders, onze priesters en onze ouders hebben zich niet aan uw wet gehouden. En ze hebben zich niets van uw waarschuwingen aangetrokken.

35. Ze hebben U niet willen dienen, hoewel U hen tot een machtig land had gemaakt, altijd goed voor hen bent geweest, en hun een ruim en vruchtbaar land heeft gegeven. Ze hebben niet bij U terug willen komen.

36. Nu zijn wij slaven in het land dat U aan onze voorouders had gegeven. U had dat land aan ons gegeven om ervan te genieten. Maar nu zijn we slaven in ons eigen land!

37. De rijke oogsten van dit land gaan naar de koningen die nu van U over ons mogen heersen omdat wij U ongehoorzaam zijn geweest. Zij doen met ons en met ons vee wat zij willen. Daardoor zijn wij er nu ellendig aan toe.

38. Daarom, vanwege alles wat er is gebeurd, sluiten wij nu een verbond. We schrijven het op en onze leiders, Levieten en priesters zetten er hun namen onder."

»