Logo
🔍

Numeri 1 EBV24

De telling van het leger van Israël

1. De HEERE sprak tot Mozes in de woestijn Sinaï, in de Tent van de Ontmoeting, op de eerste dag van de tweede maand, in het tweede jaar nadat zij uit het land Egypte waren weggegaan en Hij zei:

2. “Neem het aantal op van heel de gemeente van de zonen van Israël, geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen, en neem daarbij hoofd voor hoofd de namen van alle mannen op.

3. Jij en Aäron moeten iedereen in Israël tellen vanaf twintig jaar oud en daarboven, ieder die met het leger mee uittrekt, en jullie moeten hen tellen geordend naar hun legerafdelingen.

4. Voor elke stam zal er steeds één man jullie bijstaan, de man die aan het hoofd van het huis van zijn vader staat.

5. Dit zijn de namen van de mannen die jullie zullen bijstaan: voor Ruben, Elizur, de zoon van Sedeür,

6. voor Simeon, Selumiël, de zoon van Zurisaddai,

7. voor Juda, Nahesson, de zoon van Amminadab,

8. voor Issaschar, Nethaneël, de zoon van Zuar,

9. voor Zebulon, Eliab, de zoon van Helon,

10. voor de zonen van Jozef: voor Efraïm, Elisama, de zoon van Ammihud, voor Manasse, Gamaliël, de zoon van Pedazur,

11. voor Benjamin, Abidan, de zoon van Gideoni,

12. voor Dan, Ahiëzer, de zoon van Ammisaddai,

13. voor Aser, Pagiël, de zoon van Ochran,

14. voor Gad, Eljasaf, de zoon van Dehuël,

15. voor Naftali, Ahira, de zoon van Enan.”

16. Dezen werden uit de gemeente opgeroepen, zij waren de oversten van de stammen van hun vaderen, de hoofden over de duizenden van Israël.

17. Mozes en Aäron namen deze mannen mee, die met name genoemd waren,

18. en zij lieten heel de gemeente op de eerste dag van de tweede maand bijeenkomen en zij deden opgave van hun lijn van geboorten, naar hun families, naar het huis van hun vaderen, waarbij de namen hoofd voor hoofd geteld werden van hen die twintig jaar oud waren en daarboven.

19. Zoals de HEERE Mozes had opgedragen, zo heeft hij hen in de woestijn Sinaï geteld.

20. De zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël: hun lijn van geboorten - geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen, naar het aantal namen, hoofd voor hoofd, iedere man van twintig jaar oud en daarboven die in het leger uittrok -

21. de telling ervan voor de stam van Ruben kwam uit op zesenveertigduizend vijfhonderd.

22. De zonen van Simeon: hun lijn van geboorten - geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen, alleen de getelden onder hen met het aantal namen, hoofd voor hoofd, iedere man van twintig jaar oud en daarboven die in het leger uittrok -

23. de telling ervan voor de stam van Simeon kwam uit op negenenvijftigduizend driehonderd.

24. De zonen van Gad: hun lijn van geboorten - geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen, naar het aantal namen van alle mannen van twintig jaar oud en daarboven, van ieder die in het leger uittrok -

25. de telling ervan voor de stam van Gad kwam uit op vijfenveertigduizend zeshonderdvijftig.

26. De zonen van Juda: hun lijn van geboorten - geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen, naar het aantal namen van alle mannen van twintig jaar oud en daarboven die in het leger uittrokken -

27. de telling ervan voor de stam van Juda kwam uit op vierenzeventigduizend zeshonderd.

28. De zonen van Issaschar: hun lijn van geboorten - geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen, telden zij de namen van alle mannen van twintig jaar oud en daarboven, ieder die in het leger uittrok -

29. de telling ervan voor de stam van Issaschar kwam uit op vierenvijftigduizend vierhonderd.

30. De zonen van Zebulon: hun lijn van geboorten - geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen, telden zij de namen van alle mannen van twintig jaar oud en daarboven, ieder die in het leger uittrok -

31. de telling ervan voor de stam van Zebulon kwam uit op zevenenvijftigduizend vierhonderd.

32. De zonen van Jozef: De zonen van Efraïm: hun lijn van geboorten - geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen, telden zij de namen van alle mannen van twintig jaar oud en daarboven, ieder die in het leger uittrok -

33. de telling ervan voor de stam van Efraïm kwam uit op veertigduizend vijfhonderd.

34. De zonen van Manasse: lijn van geboorten - geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen, telden zij de namen van alle mannen van twintig jaar oud en daarboven, ieder die in het leger uittrok -

35. de telling ervan voor de stam van Manasse kwam uit op tweeëndertigduizend tweehonderd.

36. De zonen van Benjamin: hun lijn van geboorten - geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen telden zij de namen van alle mannen van twintig jaar oud en daarboven, ieder die in het leger uittrok -

37. de telling ervan voor de stam van Benjamin kwam uit op vijfendertigduizend vierhonderd.

38. De zonen van Dan: hun lijn van geboorten - geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen telden zij de namen van alle mannen van twintig jaar oud en daarboven, ieder die in het leger uittrok -

39. de telling ervan voor de stam van Dan kwam uit op tweeënzestigduizend zevenhonderd.

40. De zonen van Aser: hun lijn van geboorten - geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen telden zij de namen van alle mannen van twintig jaar oud en daarboven, ieder die in het leger uittrok -

41. de telling ervan voor de stam van Aser kwam uit op eenenveertigduizend vijfhonderd.

42. De zonen van Naftali: hun lijn van geboorten - geordend naar hun families, naar het huis van hun vaderen telden zij de namen van alle mannen van twintig jaar oud en daarboven, ieder die in het leger uittrok -

43. de telling ervan voor de stam van Naftali kwam uit op drieënvijftigduizend vierhonderd.

44. Dit zijn de getelden, die geteld werden door Mozes en Aäron en de oversten van Israël, dat waren twaalf mannen, één man voor het huis van zijn vader.

45. Alle getelden van de zonen van Israël - geordend naar het huis van hun vaderen, vanaf twintig jaar oud en daarboven, ieder die uittrok in het leger van Israël -

46. ja allen die geteld waren, dat waren er zeshonderddrieduizend vijfhonderdvijftig.

47. De Levieten werden onder hen niet meegeteld voor de stam van hun vaderen,

48. want de HEERE had tot Mozes gesproken en gezegd:

49. “Alleen de stam van Levi mag je niet tellen en hen niet hoofd voor hoofd opnemen onder de zonen van Israël.

50. Maar jij moet zelf de Levieten aanstellen over de Woning van de Getuigenis en over alle voorwerpen ervan en over alles wat erbij hoort. Zij zullen de Woning dragen met al zijn voorwerpen en zij zullen er zorg voor dragen. Zij moeten hun kamp rondom de Woning opslaan.

51. Bij het opbreken van de Woning, zullen de Levieten de Tent omlaag halen en wanneer de Woning in het volgende legerkamp wordt neergelegd, zullen de Levieten hem weer opzetten. Als er een vreemde dichtbij komt, zal hij gedood worden.

52. De zonen van Israël moeten ieder hun kamp opslaan, ieder bij zijn eigen vaandel, geordend naar hun legerafdelingen.

53. De Levieten zullen hun kamp rondom de Woning van de Getuigenis opslaan, opdat er geen uitbarsting van toorn over de gemeente van de zonen van Israël komt. De Levieten moeten zorgdragen voor de Woning van de Getuigenis.”

54. De zonen van Israël handelden in overeenstemming met alles wat de HEERE aan Mozes had opgedragen, ja, zo deden zij het.

»