Logo
🔍

Numeri 18 VB

« De taak van de Levieten

1. Toen zei de Heer tegen Aäron: "Jij, je zonen en de anderen van het priestergeslacht worden verantwoordelijk gehouden voor overtredingen die begaan worden tegen het heiligdom. En alleen jij en je zonen worden verantwoordelijk gehouden voor overtredingen die begaan worden bij de priesterdienst.

2. Laat je stamgenoten, de Levieten, de stam van je voorvader, zich bij jullie voegen om jou en je zonen te helpen wanneer jullie dienstdoen vóór de tent van het verbond.

3. Zij moeten de taken uitvoeren die jij hun opdraagt en zorgen voor alles wat de tent betreft, maar zij mogen niet bij de heilige voorwerpen en het altaar komen, want anders zullen ze sterven, en jullie met hen.

4. Zij moeten zich bij jullie voegen en jullie helpen met de taken in de tent van ontmoeting, bij alles wat daar gedaan moet worden. Niemand anders mag jullie helpen.

5. Alleen jij en je zonen mogen de taken vervullen in het heiligdom en bij het altaar. Dan zullen de Israëlieten niet meer door [mijn] toorn worden getroffen.

6. Zie, Ikzelf heb je stamgenoten, de Levieten, uit de Israëlieten afgezonderd als geschenk aan jullie. Zij zijn aan de Heer gegeven om dienst te doen bij de tent van ontmoeting.

Het deel van de offers voor de priesters

7. Maar alleen jij en je zonen mogen als priesters dienstdoen in alles wat er bij het altaar en achter het voorhangsel gedaan moet worden. Jullie heb Ik het priesterambt geschonken. Maar ieder ander die daar komt, zal worden gedood."

8. Daarna zei de Heer tegen Aäron: "Zie, Ikzelf geef jullie de taak alle hefoffers voor Mij van de Israëlieten aan te nemen. Dat heilige deel van de offers heb Ik aan jou en je zonen gegeven, vanwege de zalving. Het is een eeuwig voorschrift.

9. Alles wat van de allerheiligste gaven niet verbrand wordt, is voor jullie, van al hun offers, al hun meeloffers, zondeoffers en schuldoffers waarmee ze Mij vergoeding doen. Het is voor jou en je zonen, een allerheiligst deel.

10. Jullie moeten het eten op de allerheiligste plaats en alle mannelijke personen mogen ervan eten. Wees je bewust van de heiligheid ervan.

11. Ook dit is voor jullie: de hefoffers van hun gaven en alle beweegoffers van de Israëlieten. Deze geef Ik aan jullie en je zonen en dochters. Het is een eeuwig voorschrift. Ieder van jullie gezin die rein is, mag ervan eten.

12. Het beste van de olie, de wijn en het graan, de eerstelingen van de oogst die zij aan de Heer geven, geef Ik aan jullie.

13. Het eerste deel van alles wat er in hun land geoogst wordt en dat zij aan de Heer geven, is voor jullie. Ieder van jullie gezin die rein is, mag ervan eten.

14. Alles wat in Israël geheel aan de Heer toekomt, is voor jullie.

15. Alles wat als eerste uit de moederschoot komt, mens of dier, en dat de Israëlieten naar de Heer brengen, is voor jullie. Maar de eerstgeborenen van de mensen moeten jullie vrijkopen, evenals het eerstgeborene van onrein vee.

16. Degenen die vrijgekocht moeten worden, moeten jullie vrijkopen wanneer ze één maand oud zijn, voor een vast bedrag van 5 sikkels zilver, naar de sikkel van het heiligdom. Die is 20 gera.

17. Maar het eerstgeborene van runderen, schapen en geiten mag je niet vrijkopen: ze zijn heilig. Hun bloed moeten jullie tegen het altaar werpen en hun vet moeten jullie verbranden als vuuroffer, een aangename geur voor de Heer.

18. Maar het vlees van die dieren is voor jullie: het borststuk dat bewogen is en de rechterschouder zijn voor jullie.

De tienden

19. Alle hefoffers van de heilige gaven die de Israëlieten aan de Heer offeren geef Ik aan jullie en je zonen en dochters. Het is een eeuwig voorschrift, een eeuwig zoutverbond in de tegenwoordigheid van de Heer, voor jullie en voor al jullie nakomelingen."

20. Ook zei de Heer tegen Aäron: "Jullie zullen in hun land geen eigen deel hebben, geen eigen erfbezit onder hen, want Ik ben jullie deel en jullie erfbezit onder de Israëlieten.

21. Zie, aan de Levieten geef Ik alle tienden van Israël als erfbezit. Dat is hun loon voor het werk dat ze doen, namelijk hun dienst bij de tent van ontmoeting.

22. Want de Israëlieten mogen niet meer bij de tent van ontmoeting komen, want ze zouden daarmee zonde op zich laden en sterven.

23. Maar de Levieten zullen dienstdoen bij de tent van ontmoeting en verantwoordelijk gehouden worden voor overtredingen die ze daarbij begaan. Dit is een eeuwig voorschrift voor al jullie nakomelingen. Zij krijgen geen erfbezit onder de Israëlieten.

24. Als erfbezit geef Ik de Levieten alle tienden die de Israëlieten als hefoffer aan de Heer moeten geven. Daarom heb Ik tegen de Levieten gezegd dat ze geen erfbezit onder de Israëlieten krijgen."

25. De Heer zei tegen Mozes:

26. "Zeg ook tegen de Levieten: Wanneer jullie van de Israëlieten de tienden in ontvangst nemen die Ik jullie als erfbezit heb gegeven, moeten jullie daarvan een hefoffer aan de Heer geven, namelijk een tiende deel van die tienden.

27. Dat zal gelden als jullie hefoffer van graan van de dorsvloer en van de inhoud van de perskuip.

28. Zo moeten jullie van alle tienden die jullie van de Israëlieten ontvangen ook zelf een hefoffer aan de Heer geven. Dit hefoffer dat jullie aan de Heer geven is voor de priester Aäron.

29. Van alles wat jullie krijgen, moeten jullie het beste deel als hefoffer aan de Heer geven, als een heilige gave.

30. Zeg dus tegen de Levieten: Wanneer jullie het beste deel daarvan geven, zal dat voor de Levieten gelden als de opbrengst van de dorsvloer of de opbrengst van de perskuip.

31. Jullie mogen de tienden met je hele gezin eten, waar jullie maar willen. Het is jullie loon voor jullie dienst in de tent van ontmoeting.

32. Als jullie daarvan het beste deel aan de Heer offeren, laden jullie geen zonde op je. Jullie mogen de heilige gaven van de Israëlieten niet ontwijden, want anders zullen jullie sterven."

»