Logo
🔍

Numeri 20 VB

« De zonde van Mozes en Aäron

1. In de eerste maand bereikte de hele gemeenschap van de Israëlieten de Zinwoestijn. Ze sloegen er hun kamp op bij Kades. Daar stierf Mirjam en ze werd er begraven.

2. En er was geen water voor de menigte. De mensen liepen tegen Mozes en Aäron te hoop

3. en riepen beschuldigend tegen Mozes: "Waren wij maar tegelijk met onze volksgenoten gestorven toen zij stierven in de tegenwoordigheid van de Heer!#20:3 zie Num 16:1-35

4. Waarom hebben jullie het volk van de Heer in deze woestijn gebracht? Om ons en ons vee hier te laten sterven?

5. Waarom hebben jullie ons uit Egypte laten vertrekken en ons naar deze vreselijke plek gebracht? Er is hier geen graan, er zijn geen vijgenbomen, geen wijnstokken, geen granaatappelbomen en er is zelfs geen water om te drinken!"

6. Mozes en Aäron verlieten de menigte, gingen naar de ingang van de tent van ontmoeting en wierpen zich daar neer. Toen verscheen de heerlijkheid van de Heer aan hen.

7. En de Heer zei tegen Mozes:

8. "Neem de staf en roep met je broer Aäron de gemeenschap bijeen. Spreek in hun bijzijn tegen de rots, dan zal de rots zijn water geven. Zo zul je voor hen water uit de rots laten komen en de menigte en het vee te drinken geven."

9. Mozes haalde de staf op uit de aanwezigheid van de Heer, zoals Hij hem bevolen had.

10. Mozes en Aäron riepen het volk bijeen bij de rots en Mozes zei: "Luister, opstandig volk, zullen wij voor jullie water uit deze rots laten komen?"

11. En Mozes hief zijn hand op en sloeg de rots twee keer met zijn staf. Toen kwam er veel water uit, zodat de menigte en al het vee konden drinken.

12. Maar de Heer zei tegen Mozes en Aäron: "Omdat jullie niet op Mij vertrouwd hebben en tegenover de Israëlieten geen ontzag getoond hebben voor mijn heiligheid, zullen jullie deze gemeenschap niet binnenleiden in het land dat Ik hun gegeven heb."

De koning van Edom

13. Dat water is het water van Meriba, waar de Israëlieten de Heer beschuldigden en Hij hun toen zijn heiligheid toonde.

14. Daarna zond Mozes vanuit Kades boden naar de koning van Edom: "Dit zegt uw broer Israël: U weet van alle moeilijkheden die ons zijn overkomen,

15. namelijk dat onze voorvaders naar Egypte zijn getrokken en dat we daar lange tijd hebben gewoond. U weet dat de Egyptenaren ons en onze voorouders slecht behandeld hebben.

16. Toen riepen we tot de Heer, en Hij hoorde ons. Hij zond een engel en leidde ons weg uit Egypte. Nu zijn we bij de stad Kades, aan de grens van uw gebied.

17. Sta ons toe door uw land te trekken. We zullen niet dwars door akkers en wijngaarden gaan en we zullen geen water uit de bronnen drinken. We zullen de koningsweg aanhouden en die nergens naar links of naar rechts verlaten, totdat we uw gebied helemaal zijn doorgetrokken."

18. Maar Edom antwoordde: "Jullie mogen niet door mijn land trekken. Doen jullie dat wel, dan kom ik jullie met het zwaard tegemoet."

19. De Israëlieten antwoordden hem: "We zullen op de grote weg blijven. En als wij en ons vee van uw water drinken, zullen we daarvoor betalen. We hebben geen andere bedoeling dan te voet uw land door te trekken."

20. Maar Edom zei: "Jullie mogen niet door mijn land trekken," en trok hun met een groot, sterk leger tegemoet.

De dood van Aäron

21. Zo weigerde Edom Israël door zijn gebied te laten trekken. Daarom maakte het volk Israël een omweg.

22. De Israëlieten vertrokken van Kades en de hele gemeenschap kwam bij de berg Hor.

23. Daar bij de berg Hor, aan de grens van het land Edom, zei de Heer tegen Mozes en Aäron:

24. "Aäron zal hier bij zijn voorgeslacht verzameld worden. Hij zal het land dat Ik aan de Israëlieten gegeven heb niet binnengaan, omdat jullie bij het water van Meriba mijn bevel niet hebben opgevolgd.

25. Beklim met Aäron en zijn zoon Eleazar de berg Hor.

26. Laat Aäron daar zijn ambtskleding uittrekken en trek ze zijn zoon Eleazar aan, want Aäron zal op die plek bij zijn voorgeslacht verzameld worden en sterven."

27. Mozes deed wat de Heer bevolen had. Ze beklommen de berg Hor, terwijl de hele gemeenschap hen nakeek.

28. Mozes liet Aäron zijn ambtskleding uittrekken en trok ze zijn zoon Eleazar aan. En Aäron stierf daar, op de top van de berg. Daarna daalde Mozes met Eleazar de berg af.

29. Toen de hele gemeenschap merkte dat Aäron gestorven was, rouwde het hele volk Israël 30 dagen over hem.

»