Logo
🔍

Numeri 31 VB

« Wraak op de Midianieten

1. De Heer zei tegen Mozes:

2. "Wreek de Israëlieten op de Midianieten. Daarna zul je bij je voorgeslacht verzameld worden."

3. Toen zei Mozes tegen het volk: "Laat een deel van de mannen zich klaarmaken voor de strijd tegen de Midianieten, om de wraak van de Heer aan de Midianieten ten uitvoer te brengen.

4. Laat van elke stam van Israël 1000 man ten strijde trekken."

5. Zo leverden de legerafdelingen van elke stam 1000 man voor de strijd, 12.000 weerbare mannen.

6. Mozes liet hen uitrukken, 1000 per stam, met Pinehas, de zoon van de priester Eleazar, die de heilige voorwerpen en de bazuinen bij zich had.

7. Ze streden tegen de Midianieten, zoals de Heer Mozes bevolen had, en doodden alle mannen.

8. Bovendien doodden ze de vijf koningen van Midian: Evi, Rekem, Zur, Hur en Reba. Ook doodden ze Bileam, de zoon van Beor.

9. Maar de Israëlieten namen de vrouwen en kinderen van de Midianieten gevangen; ook al hun vee en al hun goederen maakten ze buit.

10. Al hun steden, dorpen en burchten staken ze in brand.

11. De hele buit, mensen, dieren en goederen, namen ze mee.

12. Ze brachten de gevangenen en de hele buit naar Mozes, de priester Eleazar en de hele gemeenschap van de Israëlieten in het kamp in de vlakte van Moab langs de Jordaan, tegenover Jericho.

13. Mozes, de priester Eleazar en alle leiders van de gemeenschap gingen hun buiten het kamp tegemoet.

14. Mozes werd woedend op de legeraanvoerders, de aanvoerders over duizend en over honderd, die van de strijd terugkeerden.

15. Hij zei tegen hen: "Wat? Hebben jullie de vrouwen in leven gelaten?

16. Zíj waren het die op aanraden van Bileam de Israëlieten hebben aangezet tot ontrouw aan de Heer, destijds bij de gebeurtenissen bij Peor, waardoor de plaag uitbrak onder de gemeenschap van de Heer!

17. Luister: dood van de kinderen alle jongens. Dood ook alle vrouwen die gemeenschap met een man hebben gehad.

18. Maar alle jonge meisjes, die nog nooit met een man gemeenschap hebben gehad, mogen jullie in leven laten.

19. Wat jullie betreft, jullie moeten je zeven dagen buiten het kamp legeren. Ieder van jullie die een mens heeft gedood of een dode heeft aangeraakt, moet zich op de derde en de zevende dag reinigen. Dat geldt ook voor jullie gevangenen.

20. Reinig ook alle kleding en alle voorwerpen van leer, geitenhaar of hout."

21. Vervolgens zei de priester Eleazar tegen de krijgslieden die aan de strijd hadden deelgenomen: "Dit is het wettelijk voorschrift dat de Heer Mozes heeft geboden:

22. Alle voorwerpen van goud, zilver, koper, ijzer, tin of lood, alles wat tegen het vuur bestand is,

23. moeten jullie door het vuur halen en daarna is het rein. Daarna moet het echter ook met het reinigingswater gereinigd worden. Alles wat niet tegen het vuur bestand is, moeten jullie door het water halen.

De verdeling van de buit

24. Ook moeten jullie op de zevende dag je kleren wassen om rein te worden. Pas daarna mogen jullie in het kamp komen."

25. Daarna zei de Heer tegen Mozes:

26. "Tel wat er in totaal aan mensen en dieren is buitgemaakt. Doe dat samen met de priester Eleazar en de stamhoofden van de gemeenschap.

27. Verdeel de buit in twee helften, de ene helft voor de mannen die aan de strijd hebben deelgenomen, de andere helft voor de rest van de gemeenschap.

28. Neem van het deel voor de krijgslieden die aan de strijd hebben deelgenomen een heffing voor de Heer: één op de 500 gevangenen en één op de 500 runderen, ezels, schapen en geiten.

29. Haal die van hun aandeel af en geef ze aan de priester Eleazar, als heffing voor de Heer.

30. Maar van de helft voor de andere Israëlieten moet je één op de 50 gevangenen en één op de 50 runderen, ezels, schapen en geiten heffen. Geef ze aan de Levieten die dienstdoen in de tabernakel van de Heer."

31. Mozes en Eleazar deden wat de Heer Mozes bevolen had.

32. Naast al het andere dat het krijgsvolk had buitgemaakt, bestond de buit uit 675.000 schapen en geiten,

33. 72.000 runderen

34. en 61.000 ezels;

35. aan mensen uit 32.000 vrouwen die nog nooit met een man gemeenschap hadden gehad.

36. De helft daarvan, namelijk het deel voor degenen die aan de strijd hadden deelgenomen, bestond uit 337.500 schapen en geiten,

37. waarvan 675 als heffing voor de Heer;

38. 36.000 runderen, waarvan 72 als heffing voor de Heer;

39. 30.500 ezels, waarvan 61 als heffing voor de Heer;

40. en 16.000 mensen, van wie 32 als heffing voor de Heer.

41. Mozes gaf deze bijdrage, deze heffing voor de Heer, aan de priester Eleazar, zoals de Heer Mozes bevolen had.

42. De helft voor de andere Israëlieten van de gemeenschap, dus de helft die Mozes had afgehouden van het deel voor degenen die aan de strijd hadden deelgenomen,

43. bestond uit 337.500 schapen en geiten,

44. 36.000 runderen,

45. 30.500 ezels

46. en 16.000 mensen.

Het geschenk van de legeraanvoerders

47. Van deze helft die voor de Israëlieten was, nam Mozes één op de 50 gevangenen en één op de 50 dieren en gaf deze, zoals de Heer het Mozes bevolen had, aan de Levieten die dienstdoen in de tabernakel van de Heer.

48. Daarna kwamen de bevelhebbers van de legerafdelingen bij Mozes, de aanvoerders over duizend en over honderd,

49. en zeiden: "We hebben een telling gehouden van de mannen die onder ons bevel staan, en er ontbreekt van ons niet één man.

50. Daarom geven we een offer aan de Heer van wat ieder van ons aan gouden voorwerpen gevonden heeft – een ketting, een armband, een ring, een oorring of een hanger – om in de tegenwoordigheid van de Heer verzoening over ons leven te doen."

51. Mozes en de priester Eleazar namen deze gouden sieraden van hen aan.

52. Het goud dat de aanvoerders over duizend en over honderd als hefoffer aan de Heer gaven, had in totaal een gewicht van 16.750 sikkels.

53. De krijgslieden hadden ieder voor zichzelf buit veroverd.

54. Mozes en de priester Eleazar namen het goud aan van de aanvoerders over duizend en over honderd en brachten het in de tent van ontmoeting, in de tegenwoordigheid van de Heer, om de Heer aan de Israëlieten te blijven herinneren.

»