Filippenzen 4 EBV24
1. Daarom, mijn geliefde en kostbare broeders, jullie zijn mijn blijdschap en mijn krans, wees daarom standvastig in onze Heer, mijn geliefden.
2. Ik verzoek Euodia en Syntyche dringend om eensgezind te zijn in onze Heer.
3. Ik verzoek ook jou, mijn trouwe metgezel, dat je deze vrouwen helpt, want zij werken met mij mee in de verkondiging van het Evangelie, en ook met Klemens en met mijn andere medewerkers van wie de namen in de Boekrol van het Leven opgeschreven staan.
4. Wees altijd verheugd in onze Heer, ik zeg het nog eens: Wees verheugd!
5. Laat jullie nederigheid bekend zijn bij alle mensen. Onze Heer is nabij!
6. Wees in geen ding bezorgd, maar laten jullie wensen altijd bij GOD bekend zijn door met dankzegging te bidden en te smeken.
7. En de vrede van GOD, die alle verstand te boven gaat, zal jullie harten en jullie gedachten bewaren in Jezus Christus.
8. Ten slotte, mijn broeders, al wat waar, al wat eerbaar, al wat rechtvaardig, al wat rein, al wat lieflijk, al wat prijzenswaardig en al wat eervol en lofwaardig is om te doen, bedenk dat.
9. Wat jullie van mij geleerd, ontvangen, gehoord en gezien hebben, doe dat en de GOD van de vrede zal met jullie zijn.
10. Ik heb mij zeer verblijd in onze Heer, dat jullie je erop zijn gaan toeleggen om zorg voor mij te gaan dragen, zoals jullie je ook eerder al zorgen maakten, maar niets konden doen.
11. Ik zeg dit niet omdat ik gebrek lijd, want ik heb geleerd tevreden te zijn met wat ik heb.
12. Ik weet wat het is om vernederd te worden, ik weet ook wat het is om overvloed te hebben. In alle opzichten en in alles heb ik geleerd, in verzadigd zijn en in honger lijden, in overvloed en in armoede.
13. Voor alles vind ik kracht door Christus, die mij kracht geeft.
14. Toch hebben jullie er goed aan gedaan te delen in mijn verdrukkingen.
15. Jullie weten immers, Filippenzen, dat aan het begin van de verkondiging van het Goede Nieuws, toen ik uit Macedonië kwam, er zelfs niet één gemeente met mij deelnam aan de verrekening van ontvangsten en uitgaven, dan alleen jullie.
16. Want ook in Tessalonika hebben jullie mij meerdere keren gezonden wat ik nodig had.
17. Niet dat ik naar giften op zoek ben, maar het gaat mij erom dat jullie vrucht zal toenemen.
18. Ik heb alles ontvangen en heb overvloedig, ja, ik ben verzadigd. Ik heb alles ontvangen wat jullie mij door Epafroditus gezonden hebben, een zoete geur en een aangenaam offer dat GOD behaagt.
19. Maar mijn GOD zal in al jullie behoeften voorzien naar zijn rijkdom in de heerlijkheid van Jezus Christus.
20. Aan GOD, onze Vader, zij de heerlijkheid en de eer tot in alle eeuwigheid. Amen.
21. Groet alle heiligen in Jezus Christus met de vredegroet. De broeders die bij mij zijn, groeten jullie met de vredegroet.
22. Alle heiligen groeten jullie, in het bijzonder zij die uit het huis van de keizer zijn.
23. De genade van onze Here Jezus Christus zij met jullie allen. Amen.