Spreuken 10 EBV24
1. De spreuken van Salomo. Een wijze zoon verblijdt zijn vader, maar een dwaze zoon is een grote zorg voor zijn moeder.
2. Schatten van slechtheid baten niet, maar gerechtigheid doet ontkomen aan de dood.
3. De HEERE laat de ziel van de rechtvaardige geen honger lijden, maar de begeerte van boosdoeners stoot Hij weg.
4. Wie met slappe hand werkt, wordt arm, maar de hand van de ijverigen maakt rijk.
5. Wie in de zomer bijeenbrengt, is een verstandig man, maar wie in de oogsttijd slaapt, is als een zoon die een mens te schande maakt.
6. Zegeningen rusten op het hoofd van de rechtvaardige, maar geweld bedekt de mond van boosdoeners.
7. De herinnering aan de rechtvaardige zal tot zegen zijn, maar de naam van de boosdoeners zal wegrotten.
8. Wie wijs van hart is, neemt geboden aan, maar wie dwaasheid spreekt met zijn lippen, zal ten val komen.
9. Wie in oprechtheid wandelt, wandelt veilig, maar wie kronkelwegen volgt, zal opgemerkt worden.
10. Wie met zijn oog knippert, veroorzaakt smart, wie dwaasheid spreekt met zijn lippen, komt ten val.
11. De mond van de rechtvaardige is een bron van leven, maar geweld bedekt de mond van boosdoeners.
12. Haat wekt onenigheid, maar liefde bedekt alle overtredingen.
13. Op de lippen van de verstandige vindt men wijsheid, maar de stok is voor de rug van wie onverstandig is.
14. Wijzen bergen kennis op, maar de mond van de dwaas is de ondergang nabij.
15. Het bezit van de rijke is zijn sterke stad, de tegenslag van de armen is hun ondergang.
16. De opbrengst van de rechtvaardige is ten leven, het inkomen van de boosdoener tot zonde.
17. Wie op vermaning let, bevindt zich op het pad ten leven, maar wie bestraffing niet ter harte neemt, gaat dwalen.
18. Wie haat verbergt, heeft lippen vol leugen, wie lastert, is een dwaas.
19. In veelheid van woorden ontbreekt de overtreding niet, maar wie zijn lippen in toom houdt, is verstandig.
20. De tong van de rechtvaardigen is als gelouterd zilver, het hart van boosdoeners is weinig waard.
21. De lippen van de rechtvaardige voeden velen, maar dwazen sterven door onstandvastigheid van hart.
22. De zegen van de HEERE maakt rijk, zwoegen voegt er niets aan toe.
23. Voor de dwaas is een schanddaad als een soort sport, maar voor een man van inzicht is dat optreden met wijsheid.
24. Wat de boosdoener vreest, zal hem overkomen, maar het verlangen van rechtvaardigen zal worden vervuld.
25. Als de wervelwind voorbijtrekt, is het met de boosdoener gedaan, maar de rechtvaardige staat vast voor eeuwig.
26. Zoals zure wijn is voor de tanden en rook voor de ogen, zo is de luiaard voor wie hem erop uit sturen.
27. De vrees voor de HEERE voegt levensdagen toe, maar de jaren van boosdoeners worden ingekort.
28. De verwachting van rechtvaardigen is blijdschap, maar de hoop van boosdoeners zal vergaan.
29. De weg van de HEERE is als een sterke burcht voor de oprechte, maar de ondergang voor wie onrecht doen.
30. De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet wankelen, maar boosdoeners zullen de aarde niet bewonen.
31. De mond van de rechtvaardige brengt overvloedig wijsheid voort, maar een tong vol draaierijen zal afgesneden worden.
32. De lippen van de rechtvaardige weten wat aangenaam is, maar de mond van de boosdoeners kent slechts bedriegerijen.