Logo
🔍

Spreuken 10 VB

« Spreuken van Salomo

1. De spreuken van Salomo. Een wijze zoon is een vreugde voor zijn vader, maar een dwaze zoon is een verdriet voor zijn moeder.

2. De rijke opbrengst van goddeloosheid is nutteloos, maar rechtvaardigheid redt van de dood.

3. De Heer laat rechtvaardigen geen honger lijden, maar wat de goddelozen begeren stoot Hij weg.

4. Wie luie handen heeft, wordt arm, maar hardwerkende handen maken rijk.

5. Wie in de zomer de oogst binnenhaalt, is een verstandige zoon. Een zoon die in de oogsttijd slaapt,maakt [zijn ouders] te schande.

6. Zegeningen komen neer op het hoofd van de rechtvaardige, maar de mond van goddelozen verbergt geweld.

7. De herinnering aan de rechtvaardige is tot zegen, maar de naam van de goddelozen verdwijnt.

8. Wie een wijs hart heeft, gehoorzaamt de geboden, maar wie lippen vol dwaasheid heeft, komt ten val.

9. Wie in oprechtheid wandelt, gaat een veilige weg, maar wie kronkelpaden gaat, valt op een dag door de mand.

10. Wie met zijn ogen seint, veroorzaakt leed, wie lippen vol dwaasheid heeft, komt ten val.

11. De mond van de rechtvaardige is een bron van leven, maar de mond van goddelozen verbergt geweld.

12. Haat veroorzaakt ruzies, maar de liefde rekent kwaad niet toe.

13. Op de lippen van de verstandige wordt wijsheid gevonden, maar op de rug van een dwaas treft men stokslagen aan.

14. Wijzen slaan kennis op, maar de mond van een dwaas brengt onheil voort.

15. Het bezit van de rijke is zijn vesting, de armoede van de armen is hun ondergang.

16. Het werk van de rechtvaardige leidt naar het leven, het loon van de goddeloze leidt tot zonde.

17. Wie terechtwijzing aanneemt, loopt op de weg naar het leven, maar wie vermaning afwijst, doet anderen dwalen.

18. Wie zijn haat verbergt, is een huichelaar, wie laster verspreidt, is een dwaas.

19. In een overvloed van woorden is zonde onvermijdelijk, maar wie zijn lippen in toom houdt, is verstandig.

20. De tong van de rechtvaardige is zuiver zilver, het hart van de goddelozen is weinig waard.

21. De lippen van de rechtvaardige voeden velen, maar dwazen sterven door gebrek aan verstand.

22. Het is de zegen van de Heer die rijk maakt, en Hij voegt er geen verdriet aan toe.

23. Zoals een dwaas plezier heeft in het doen van kwaad, zo heeft een man met inzicht plezier in wijsheid.

24. Wat de goddeloze vreest, zal hem overkomen; wat de rechtvaardige verlangt, zal worden vervuld.

25. Als een wervelwind die voorbij raast, zo verdwijnt de goddeloze, maar de rechtvaardige heeft een eeuwig fundament.

26. Als azijn voor de tanden en rook voor de ogen, zo is de luiaard voor wie hem een opdracht geeft.

27. Ontzag voor de Heer vermeerdert levensdagen, maar het aantal jaren van de goddelozen wordt verkort.

28. Rechtvaardigen mogen blijdschap verwachten, maar de verwachtingen van de goddelozen vergaan.

29. De weg van de Heer is voor rechtvaardigen een vesting, maar voor wie onrecht doen de ondergang.

30. De rechtvaardige zal voor eeuwig niet wankelen, maar de goddelozen worden van de aarde weggevaagd.

31. De mond van de rechtvaardige loopt over van wijsheid, maar een tong vol leugens wordt verdelgd.

32. De lippen van de rechtvaardige weten wat aangenaam is, maar de mond van de goddelozen kent alleen kwaad.

»