Spreuken 12 EBV24
1. Wie vermaning liefheeft, heeft kennis lief, maar wie bestraffing haat, is een botterik.
2. Een goed mens ontvangt de gunst van de HEERE, maar een man vol sluwheid zal Hij schuldig verklaren.
3. Een mens kan niet standhouden door kwaad te doen, de wortel van de rechtvaardigen is echter onwrikbaar.
4. Een bekwame vrouw is de kroon van haar man, maar zij die hem beschaamd maakt, is als bederf in zijn beenderen.
5. De plannen van de rechtvaardigen zijn recht, maar de gedachtenspinsels van de boosdoeners zijn één en al bedrog.
6. De woorden van de boosdoeners loeren op bloed, maar de mond van de oprechten zal hen redden.
7. Boosdoeners worden ondersteboven gekeerd en zijn niet meer, maar het huis van rechtvaardigen zal blijven staan.
8. Een mens wordt geprezen naar de mate van zijn verstand, maar wie in zijn hart de zaken verdraaid, zal worden veracht.
9. Beter is wie zich gering acht, maar een knecht heeft, dan wie zichzelf eert, maar aan brood gebrek heeft.
10. Een rechtvaardige kent de ziel van zijn vee, maar de barmhartigheden van boosdoeners zijn wreed.
11. Wie zijn land bewerkt, zal met brood verzadigd worden, maar wie aanloopt achter dingen die niets voorstellen, is onstandvastig van hart.
12. De boosdoener begeert de buit van wie kwaad doen, de wortel van de rechtvaardigen blijft echter geven.
13. In de overtreding van de lippen schuilt een gemene valstrik, maar de rechtvaardige ontkomt aan de benauwdheid.
14. Door de vrucht van de mond wordt een mens met het goede verzadigd wat de handen van een mens verdienen, keert tot hem terug.
15. De weg van een dwaas is recht in zijn ogen, maar wie naar raad luistert, is wijs.
16. Een dwaas maakt zijn grief dezelfde dag bekend, maar wie bedachtzaam is, bedekt de schande.
17. Wie waarheid uitademt, maakt gerechtigheid bekend, maar een valse getuige bedrog.
18. Er zijn er die van alles als dolksteken uitkramen, maar de tong van de wijzen brengt genezing.
19. Een waarachtige lip zal voor eeuwig bevestigd worden, maar een bedrieglijke tong slechts voor een ogenblik.
20. Bedrog is in het hart van wie kwaad smeden, maar voor wie vrede bevorderen, is er blijdschap.
21. De rechtvaardige zal geen kwaad overkomen, maar boosdoeners zitten vol slechtheid.
22. Lippen vol leugen zijn een gruwel voor de HEERE, maar wie betrouwbaar handelen, bevallen Hem.
23. Een bedachtzaam mens is terughoudend met zijn kennis, maar het hart van dwazen kraamt dwaasheid uit.
24. De hand van de ijverigen zal heersen, maar luiheid leidt tot slaafse onderworpenheid.
25. Bezorgdheid in het hart van een mens drukt het terneer, maar een goed woord maakt het blij.
26. Een rechtvaardige wijst zijn naaste de weg, maar de weg van boosdoeners doet hen dwalen.
27. Een luiaard zal zijn prooi niet achtervolgen, maar ijver is een kostbaar bezit van een mens.
28. Op het pad van de gerechtigheid is leven, de weg van haar spoor kent geen dood.