Logo
🔍

Spreuken 14 EBV24

«

1. De wijsheid van de vrouwen bouwt haar huis, maar de dwaasheid breekt het met haar eigen handen af.

2. Wie in oprechtheid wandelt, vreest de HEERE, maar wie afwijkt van zijn wegen, veracht Hem.

3. In de mond van een dwaas ligt de zweep klaar voor zijn hoogmoed, maar de lippen van wijzen bewaren hen.

4. Als er geen koeien zijn, is de voederbak schoon, maar door de kracht van het rund is er veel opbrengst.

5. Een betrouwbare getuige zal niet liegen, maar een valse getuige blaast leugens uit.

6. Voor een spotter die wijsheid zoekt, is die er niet, maar voor wie begrip heeft, is kennis makkelijk te vinden.

7. Ga weg bij een dwaze man, want lippen die met kennis spreken zul je bij hem niet kunnen vinden.

8. De wijsheid van een oplettend mens schuilt in zijn inzicht in de eigen weg, maar de dwaasheid van dwazen is bedrog.

9. Dwazen spotten met het rechtzetten van schuld, maar onder de oprechten vindt het instemming.

10. Het hart kent zijn eigen bitterheid, een vreemde kan zich niet in de blijdschap ervan verplaatsen.

11. Het huis van een boosdoener zal verwoest worden, maar de tent van oprechten zal bloeien.

12. Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde ervan zijn wegen die leiden naar de dood.

13. Zelfs onder het lachen doet het hart pijn, ja, het einde van blijdschap is droefheid.

14. Wie afvallig is in zijn hart, zal van zijn wegen verzadigd raken, en een goed man van zichzelf.

15. Wie onnozel is, gelooft elk woord, maar wie bedachtzaam is, let op zijn schreden.

16. Een wijze vreest en wijkt van het kwaad, maar een dwaas is tomeloos en overmoedig.

17. Wie opvliegend is, zal een dwaasheid begaan, een man vol sluwe plannen, zal gehaat worden.

18. Onnozelen erven dwaasheid, maar wie bedachtzaam zijn, worden met kennis gekroond.

19. Wie kwaad doen zullen buigen voor de goeden, boosdoeners zullen buigen bij bij de poorten van rechtvaardigen.

20. Een arme wordt zelfs door zijn vriend gehaat, maar talrijk zijn zij die de rijke liefhebben.

21. Wie zijn naaste veracht, zondigt, maar wie zich over verdrukten ontfermt, is gelukkig.

22. Wie kwaad stichten, dwalen die niet? Liefdevolle vriendschap en trouw zijn bij wie gericht zijn op het goede.

23. In alle moeitevolle arbeid zal voordeel zijn, maar het gepraat van de lippen lijdt alleen maar tot gebrek.

24. De kroon van de wijzen is hun rijkdom, de dwaasheid van de dwazen is slechts dwaasheid.

25. Een betrouwbaar getuige redt zielen, maar wie leugens uitblaast, is een bedrieger.

26. In de vrees voor de HEERE is men verzekerd van kracht, Hij zal een toevlucht voor zijn zonen zijn.

27. De vrees voor de HEERE is een bron van leven, om te ontkomen aan de strikken van de dood.

28. In veel volk schuilt de glorie van de koning, maar in weinig volk de ondergang van de vorst.

29. Wie uiterst geduldig is, is groot van inzicht, maar wie kortaangebonden is, maakt dat dwaasheid de kop opsteekt.

30. Verkwikking van het hart is leven voor het lichaam, maar jaloezie tast de beenderen aan.

31. Wie een zwakke verdrukt, smaadt zijn Maker, maar wie zich over een arme ontfermt, eert Hem.

32. De boosdoener wordt door zijn eigen kwaad verdreven, maar de rechtvaardige heeft een schuilplaats in zijn dood.

33. In het hart van een verstandige rust wijsheid, maar wat in het binnenste van dwazen huist, wordt bekend.

34. Gerechtigheid verhoogt een volk, maar zonde is een schandvlek voor de volkeren.

35. De tevredenheid van de koning is voor een verstandige dienaar, maar zijn uitbarsting van woede is voor wie zich schandelijk gedraagt.

»