Logo
🔍

Spreuken 14 VB

« Spreuken van Salomo (vervolg)

1. Elke wijze vrouw bouwt haar huis op, maar een dwaze vrouw breekt het eigenhandig af.

2. Wie in oprechtheid wandelt, heeft ontzag voor de Heer, maar wie verkeerde wegen gaat, veracht Hem.

3. In de mond van een dwaas ligt de stok voor zijn hoogmoed, maar de lippen van wijzen zijn hun bescherming.

4. Als er geen ossen zijn, blijft de voederbak schoon, maar de kracht van een os levert een grote opbrengst op.

5. Een betrouwbare getuige liegt niet, maar een valse getuige spuit leugens.

6. De spotter zoekt wijsheid, maar tevergeefs. Voor een verstandig mens is inzicht moeiteloos te vinden.

7. Ga een dwaas uit de weg, want je zult van zijn lippen geen verstandig woord horen.

8. De wijsheid van een verstandig man is dat hij zijn weg gaat met overleg, maar een dwaas komt bedrogen uit door zijn dwaasheid.

9. Elke dwaas probeert zijn schuld te verbergen, maar wie eerlijk zijn, aanvaarden elkaar.

10. Alleen je eigen hart kent je diepe verdriet, en een vreemde kan niet in je vreugde delen.

11. Het huis van goddelozen zal worden verwoest, maar de woning van rechtvaardigen kent welvaart.

12. Soms denkt iemand de juiste weg te gaan, terwijl die uiteindelijk leidt naar de dood.

13. Ook bij het lachen kan het hart pijn doen, na de vrolijkheid blijft het verdriet over.

14. Een hart dat afdwaalt, ontvangt zijn verdiende loon, maar ook een goed mens ontvangt zijn beloning.

15. Wie onverstandig is, gelooft ieder woord, maar een verstandig mens gaat zijn weg met overleg.

16. Een wijs mens is voorzichtig en mijdt het kwade, maar een dwaas doet wat hij wil en waant zich veilig.

17. Wie opvliegend is, zal een dwaasheid begaan, wie berekenend is, maakt zich gehaat.

18. Onverstandige mensen erven dwaasheid, maar verstandige mensen kronen zich met verstand.

19. De slechte mensen moeten buigen voor wie goed zijn, de goddelozen smeken bij de deur van de rechtvaardige.

20. De arme wordt zelfs door zijn vriend gehaat, maar de vrienden van de rijke zijn talrijk.

21. Wie zijn naaste minacht, zondigt, maar wie zich over armen ontfermt, is gezegend.

22. Wie kwaad beramen, zijn op een dwaalspoor; maar liefde en trouw zijn voor degenen die goed doen.

23. Hard werken levert overvloed op, maar lippen met loze praatjes leiden alleen tot gebrek.

24. De kroon van de wijzen is hun rijkdom, de dwaasheid van de dwazen blijft dwaasheid.

25. Een betrouwbare getuige redt levens, maar een getuige die liegt, misleidt.

26. Ontzag voor de Heer geeft groot vertrouwen, en Hij zal voor je kinderen een toevlucht zijn.

27. Ontzag voor de Heer is een bron van leven, waardoor men de valstrikken van de dood ontwijkt.

28. Een groot volk is de glorie van de koning, maar gebrek aan onderdanen is de ondergang van een heerser.

29. Wie verdraagzaam is, heeft veel inzicht, maar wie snel kwaad wordt, geeft de dwaasheid eer.

30. Een tevreden hart houdt een mens gezond, maar afgunst doet het gebeente verrotten.

31. Wie een arme uitbuit, beledigt zijn Maker, maar wie zich over hem ontfermt, eert Hem.

32. De goddeloze wordt weggevaagd door zijn slechtheid, maar de rechtvaardige vindt zelfs bij zijn dood een schuilplaats.

33. Wijsheid schuilt in het hart van een verstandig mens, maar wat in het binnenste van dwazen is, wordt bekend.

34. Rechtvaardigheid is een eer voor een volk, maar een land dat zondigt, maakt zich te schande.

35. Een verstandige dienaar geniet de gunst van de koning, maar een die hem beschaamd maakt, wordt door zijn woede getroffen.

»