Logo
🔍

Spreuken 20 EBV24

«

1. Wijn is een spotter, sterkedrank luidruchtig, ieder die daardoor aan het dwalen gaat, zal niet wijs worden.

2. Het dreigen van een koning is als het brullen van een jonge leeuw: wie hem prikkelt, zondigt tegen zijn leven.

3. Het is een eer voor een man om zich afzijdig te houden van onenigheid, maar iedere dwaas zal onmiddellijk losbarsten.

4. Vanaf de herfst ploegt de luiaard niet, zoekt hij in de oogsttijd, dan is er niets.

5. De overwegingen in het hart van een mens zijn diepe wateren, maar een man met inzicht weet ze op te diepen.

6. Veel mensen noemen iemand ‘hun trouwe vriend’, maar een betrouwbaar man wie zal hem vinden?

7. Een rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid, gelukkig zijn zijn kinderen na hem.

8. Een koning die op de rechterstoel zit, zift alle kwaad met zijn ogen.

9. Wie kan zeggen: “Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde!”?

10. Tweeërlei weegsteen, tweeërlei efa, beide zijn een gruwel voor de HEERE.

11. Een jongeman toont door zijn daden, of zijn werk zuiver is en of het oprecht is.

12. Het oor dat hoort en het oog dat ziet, de HEERE heeft beide gemaakt.

13. Heb de slaap niet lief, opdat je niet arm wordt, doe je ogen open, verzadig je met brood.

14. ‘Slecht, slecht!’, zegt de koper, maar als hij weggaat, loopt hij ermee te pronken.

15. Mogelijk is er goud en een veelheid van koralen, lippen met kennis zijn echter de kostbaarste schat.

16. Als iemand borg staat voor een vreemde, neem dan zijn kleed en neem hemzelf als onderpand voor onbekenden.

17. Brood met leugen verkregen, is zoet voor de mens, maar daarna zit zijn mond vol kiezelsteentjes.

18. Plannen komen tot stand door overleg, voer daarom de strijd met beleid.

19. Wie met lasterpraat rondgaat, maakt openbaar wat vertrouwelijk is, laat je niet in met hem die met zijn lippen vleit.

20. Wie zijn vader en zijn moeder vervloekt, van hem zal de lamp worden uitgeblust bij volslagen duisternis.

21. Een erfdeel in het begin te snel verworven, zal uiteindelijk niet tot zegen zijn.

22. Zeg niet: “Ik zal het kwaad vergelden!”, maar stel je hoop op de HEERE en Hij zal je redden.

23. Tweeërlei weegsteen is een gruwel voor de HEERE, bedrieglijke weegschalen zijn niet goed.

24. De schreden van een man zijn van de HEERE, hoe zou een mens dan zijn weg kunnen begrijpen?

25. Het is een valstrik voor een mens om overhaast ‘heilig’ te roepen, en pas na gedane geloften te overwegen.

26. Een wijze koning zift de boosdoeners, en laat het rad van de dorsslede over hen teruggaan.

27. De geestesadem van de mens is een lamp van de HEERE, die alle binnenkamers van zijn binnenste doorzoekt.

28. Liefdevolle vriendschap en trouw beschermen de koning, door liefdevolle trouw schraagt hij zijn troon.

29. Het sieraad van de jongemannen is hun kracht, de glorie van ouderen is grijs haar.

30. Striemende wonden zuiveren een mens van het kwaad, slagen zelfs de ingewanden.

»