Spreuken 21 NBG51
1. Het hart van de koning is in de hand des Heren als waterbeken, Hij leidt het overal heen, waar het Hem behaagt.
2. Elke weg van een mens is recht in zijn ogen, maar de Here beproeft de harten.
3. Gerechtigheid en recht doen, is de Here welgevalliger dan offers.
4. Trotsheid van ogen en opgeblazenheid van hart – de glans der goddelozen is zonde.
5. De plannen van de vlijtige strekken tot louter overvloed, maar al wie overijlt, komt slechts tot gebrek.
6. Schatten verwerven met bedrieglijke tong is een verwaaiende nevel, dodelijke valstrikken.
7. De gewelddaad der goddelozen sleurt hen mee, want zij weigeren recht te doen.
8. Kronkelend is de weg van de bedrieger, maar een eerlijk man is recht in zijn doen.
9. Beter te wonen op een hoek van het dak dan met een twistzieke vrouw in een gemeenschappelijke woning.
10. De begeerte van de goddeloze gaat uit naar het kwaad; zijn naaste draagt hij geen genegenheid toe.
11. Straft men de spotter, dan wordt de onverstandige wijs; onderricht men de wijze, hij zal kennis verwerven.
12. De Rechtvaardige let op het huis van de goddeloze en stort de goddelozen in het verderf.
13. Wie zijn oor gesloten houdt voor het hulpgeroep van de geringe, zal, als hij zelf roept, geen antwoord ontvangen.
14. Een heimelijke gave doet de toorn bedaren, een geschenk in de buidel hevige gramschap.
15. Recht doen is een vreugde voor de rechtvaardige, maar een verschrikking voor de bedrijvers van ongerechtigheid.
16. Een mens die afdwaalt van de weg van het verstand, zal tot rust komen in de vergadering der schimmen.
17. Wie van vermaak houdt, zal gebrek lijden; wie olie en wijn liefheeft, wordt niet rijk.
18. De goddeloze is een losprijs voor de rechtvaardige, en de trouweloze komt in de plaats van de oprechten.
19. Het is beter te wonen in een woestijn dan met een twistzieke en gramstorige vrouw.
20. In de woning van de wijze is kostelijke voorraad en olie, maar een dwaas van een mens brengt het door.
21. Wie gerechtigheid en liefde najaagt, vindt leven, gerechtigheid en eer.
22. Een wijze beklimt een stad van helden en werpt de sterkte waarop zij vertrouwde terneer.
23. Wie zijn mond en zijn tong bewaakt, bewaart zichzelf voor benauwdheden.
24. Een overmoedige en vermetele heet spotter, hij, die handelt in mateloze overmoed.
25. De begeerte van de luiaard brengt hem ten dode, want zijn handen weigeren te werken.
26. De begerigheid begeert de ganse dag, maar de rechtvaardige geeft en houdt niet terug.
27. Het offer der goddelozen is een gruwel, hoeveel te meer, als hij het met boze bedoeling brengt.
28. Een leugenachtig getuige zal omkomen, maar een man die luistert, zal zegevierend spreken.
29. De goddeloze zet een onbeschaamd gezicht, maar de oprechte, hij geeft vastheid aan zijn wandel.
30. Er is geen wijsheid en geen verstand, geen raad is er tegenover de Here.
31. Het paard wordt opgetuigd tegen de dag van de strijd, maar de zege is van de Here.