Spreuken 22 EBV24
1. Een goede naam gaat boven grote rijkdom, ontferming gaat boven zilver en goud.
2. De rijke en de arme ontmoeten elkaar, de HEERE heeft hen allen gemaakt.
3. Een oplettend mens ziet het kwaad en verbergt zich, maar onnozelen gaan maar door en zullen worden gestraft.
4. Het loon van nederigheid uit vrees voor de HEERE, is rijkdom, eer en leven.
5. Dorens en valstrikken zijn op de weg van wie de zaken verdraait. Wie zijn ziel wil bewaren, houdt ze op afstand.
6. Oefen de jongeman naar de eis van zijn weg, ook als hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken.
7. De rijke heerst over de armen, wie leent, wordt de slaaf van wie uitleent.
8. Wie onrecht zaait, zal ellende oogsten, de stok van zijn woedeuitbarsting zal vergaan.
9. Wie een vriendelijke blik heeft, zal zegen ontvangen, want hij geeft van zijn brood aan de armen.
10. Jaag de spotter weg en weg is de ruzie, afgelopen is het met het geschil en de schande.
11. Wie een rein hart liefheeft, wiens lippen genadig spreken, heeft de koning tot zijn vriend.
12. De ogen van de HEERE bewaken de kennis, maar de woorden van de trouweloze zal Hij verijdelen.
13. De luiaard zegt: “Er is een leeuw buiten! Ik zou midden op de pleinen gedood kunnen worden!”
14. De mond van vreemde vrouwen is een diepe kuil, hij op wie de HEERE toornig is, valt daarin.
15. De dwaasheid heeft zich vastgehecht aan het hart van een jongeman, de stok van de vermaning zal die uit hem verdrijven.
Spreuken van wijzen - deel 116. Wie de zwakke verdrukt, maakt hem groter, wie een rijke geeft, zal zeker gebrek lijden.
17. Spits je oor en luister naar de woorden van wijzen, richt je hart op mijn kennis.
18. Want het is aangenaam als jij ze in je binnenste bewaart, als ze samen klaar staan op je lippen.
19. Opdat je vertrouwen op de HEERE zal zijn, maak ik je er nu mee bekend, ja jou.
20. Heb ik niet voortreffelijke waarheden voor je opgeschreven, vol raadgevingen en kennis,
21. om je bekend te maken met de degelijkheid van betrouwbare uitspraken, opdat je betrouwbare antwoorden kunt geven aan wie je gezonden hebben.
22. Beroof een zwakke niet, omdat hij zwak is, verbrijzel een arme stakker niet in de poort,
23. want de HEERE zal hun rechtsgeding voeren, wie hen beroven, zal Hij van het leven beroven.
24. Sluit geen vriendschap met een driftig heerschap, ga niet binnen bij een heethoofd,
25. opdat je niet gewend raakt aan zijn paden, en een strik spant voor je eigen ziel.
26. Begeef je niet onder hen die handslag geven, onder hen die borg staan voor schulden.
27. Als je niets hebt om te betalen, waarom zou men je bed van onder je wegnemen?
28. Verleg de aloude grens niet, die je vaderen gemaakt hebben.
29. Zie je een man die vaardig is in zijn werk? Hij zal ten dienste van koningen worden gesteld, hij mag niet ten dienste van duistere lieden gesteld worden.