Spreuken 29 EBV24
1. Een man, die, na vaak bestraft te zijn, hardnekkig blijft, zal plotseling verbroken worden, zodat hij niet meer te genezen is.
2. Als de rechtvaardigen machtig worden, verblijdt zich het volk, maar als een boosdoener heerst, zucht het volk.
3. Een man die wijsheid liefheeft, verblijdt zijn vader, maar wie het met hoeren houdt, vernietigd zijn bezit.
4. Een koning houdt het land door recht in stand, een man die steeds maar belasting heft, breekt het af.
5. Een man die zijn naaste vleit, spreidt een net uit voor zijn voetstappen.
6. In de overtreding van een slecht man zit een valstrik, maar de rechtvaardige juicht en is blij.
7. De rechtvaardige kent de rechtszaak van de zwakken, maar de boosdoener geeft geen blijk van enige kennis.
8. Spotters brengen een stad in oproer, maar wijzen wenden de toorn af.
9. Als een wijze man een rechtszaak aangaat met een dwaze man, dan gaat die tekeer en lacht onbedaarlijk.
10. Bloeddorstige mannen haten de volmaakte, maar oprechten bekommeren zich om zijn ziel.
11. De dwaas laat heel zijn geest de vrije loop, maar de wijze houdt die in toom.
12. Een heerser die aandacht schenkt aan leugenpraat, van hem zijn alle dienaren boosdoeners.
13. De arme en de man die steeds onderdrukt, ontmoeten elkaar, de HEERE verlicht de ogen van hen beiden.
14. Een koning die de zwakken betrouwbaar berecht, diens troon zal voor eeuwig vaststaan.
15. Stokslaag en bestraffing geven wijsheid, maar een jongen die aan zich zelf wordt overgelaten, maakt zijn moeder beschaamd.
16. Als de boosdoeners machtig worden, neemt de overtreding toe, maar de rechtvaardigen zullen staan kijken bij hun val.
17. Vermaan je zoon en hij zal je rust geven, hij zal je ziel verrukkelijke zegeningen schenken.
18. Als er geen visioen is, wordt het volk losbandig, maar wie zich aan de Wet houdt, is gelukkig.
19. Een slaaf laat zich niet met woorden tuchtigen, want hoewel hij je verstaat, komt er geen antwoord.
20. Heb je ooit een man gezien die haastig met zijn woorden is? Voor een dwaas is er meer hoop dan voor hem.
21. Als men zijn slaaf van jongs af aan verwent, zal hij uiteindelijk ondankbaar zijn.
22. Een driftig heerschap verwekt ruzie, en een heethoofd begaat veel overtredingen.
23. De hoogmoed van een mens zal hem vernederen, maar de nederige van geest zal eer ontvangen.
24. Wie met een dief deelt, haat zijn eigen ziel, want hij hoort de vervloeking, maar meldt het niet.
25. Vrees voor mensen vormt een strik, maar wie op de HEERE vertrouwt, zal daarboven in veiligheid worden gebracht.
26. Velen zoeken de gunst van een heerser, terwijl het recht van een mens toch van de HEERE komt.
27. Een man vol onrecht is een gruwel voor rechtvaardigen, maar wie oprecht zijn weg gaat, is een gruwel voor de boosdoener.