Logo
🔍

Spreuken 30 EBV24

« De spreuken van Agur

1. De woorden van Agur, de zoon van Jake, uit Massa. De man spreekt tot Ithiël, tot Ithiël en Uchal.

2. Zeker, ik ben botter dan enig mens, menselijk inzicht heb ik niet.

3. Wijsheid heb ik niet geleerd, zodat ik kennis van de Hoogheilige zou hebben.

4. Wie is naar de hemel opgeklommen en weer neergedaald? Wie heeft de wind in zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed samengebonden? Wie heeft alle einden van de aarde vastgesteld? Wat is zijn Naam en wat is de Naam van zijn Zoon? Je weet het toch?

5. Elke uitspraak van God is gelouterd, Hij is een schild voor wie bij Hem schuilen.

6. Voeg niets aan zijn woorden toe, opdat Hij je niet bestraft, en jij een leugenaar blijkt te zijn.

7. Twee dingen heb ik van U begeerd, onthoud die mij niet voordat ik sterf.

8. Doe ledigheid en leugentaal ver van mij weg, geef mij geen armoede en geen rijkdom, scheur voor mij het aan mij toekomende deel van het brood af,

9. anders zou ik, als ik verzadigd was, U verloochenen en zeggen ‘Wie is de HEERE?’, of anders, zou ik, als ik arm was, gaan stelen, en de Naam van mijn GOD geweld aandoen.

10. Belaster een knecht niet bij zijn heer, opdat hij je niet vervloekt en jij er schuldig aan zult zijn.

11. Er is een generatie die zijn vader vervloekt en zijn moeder niet zegent,

12. een generatie die rein is in eigen ogen, maar van zijn eigen vuiligheid niet gewassen is,

13. een generatie met een hooghartige blik, met opgetrokken wimpers,

14. een generatie met tanden als zwaarden en hoektanden als messen, om de verdrukten van de aarde en de armen onder de mensen te verslinden.

15. De bloedzuiger heeft twee dochters: ‘Geef!’ ‘Geef!’ Drie zijn er die nooit verzadigd worden. Vier zeggen nooit: “Het is genoeg!”

16. Het dodenrijk, de toegesloten baarmoeder, de aarde die nooit van water verzadigd is en het vuur zeggen nooit: “Het is genoeg!”

17. Het oog dat met de vader spot en de gehoorzaamheid aan de moeder minacht, zullen de raven in het beekdal uitpikken, en de jongen van de arend zullen het opeten.

18. Drie dingen zijn voor mij te wonderlijk, vier zijn er waarvan ik niets weet:

19. de weg van een arend langs de hemel, de weg van een slang op een rots, de weg van een schip in het hart van de zee, en de weg van een man bij een jonge vrouw.

20. Zo is de weg van een overspelige vrouw: zij eet en veegt haar mond af en zegt: “Ik heb geen onrecht bedreven!”

21. Om drie dingen beeft de aarde, om vier die zij niet kan dragen:

22. om een dienaar als hij koning wordt, om een dwaas als hij met brood verzadigd wordt,

23. om een verachte vrouw als zij wordt uitgehuwelijkt en om een slavin als zij de erfgenaam wordt van haar meesteres.

24. Deze vier zijn de kleinsten op aarde, toch zijn zij buitengewoon wijs:

25. De mieren zijn een volk dat geen kracht heeft, maar toch maken zij hun voeding in de zomer klaar.

26. De klipdassen zijn een machteloos volk, maar zij bouwen hun huis op een rots.

27. De sprinkhaan heeft geen koning, maar hij trekt er heel geordend op uit.

28. Een hagedis kun je met twee handen grijpen, toch komt hij in paleizen van koningen.

29. Drie hebben een statige tred, vier hebben een statige gang:

30. De leeuw, de held onder de dieren, die voor niemand terugdeinst,

31. een luipaard met de lendenen omgord, of een geitenbok, en een koning met de oproep voor de strijd bij zich.

32. Als je dwaas gehandeld hebt door jezelf te verheffen, of door op kwaad te zinnen: doe dan je hand op de mond!

33. Want druk op de melk brengt boter voort, en druk op de neus brengt bloed voort, en aandrang van hevige boosheid brengt onenigheid voort.

»