Logo
🔍

Spreuken 6 VB

« Waarschuwing om niet borg te staan voor iemand anders

1. Mijn zoon, als je voor iemand borg bent gaan staan, en je een vreemde iets met handslag beloofd hebt

2. dan ben je in je eigen woorden verstrikt geraakt, gevangengenomen door de woorden van je eigen mond.

3. Doe dan dit, mijn zoon, en red jezelf, want je bent in de macht van die ander geraakt: slik je trots in, ga naar hem toe en dring bij hem aan.

4. Gun je ogen geen slaap, gun je oogleden geen rust,

Waarschuwing tegen luiheid

5. red jezelf als een ree die ontkomt aan de jager, als een vogel die aan de vogelvanger ontsnapt.

6. Ga naar de mieren, luiaard, zie wat ze doen en word wijs.

7. Ze hebben geen aanvoerder, leider of heerser,

8. maar toch verzamelen ze in de zomer hun voedsel, leggen ze in de oogsttijd voorraden aan.

9. Hoelang blijf je nog liggen, luiaard? Wanneer sta je eindelijk eens op van je bed?

10. Nog even slapen, nog even doezelen, nog even blijven liggen met gevouwen handen –

Waarschuwing tegen bedriegers

11. en daar overvalt armoede je als een rover, gebrek berooft je als een gewapend man.

12. Een schurk, een onbetrouwbaar mens, gaat te werk met leugens en bedrog.

13. Hij knipoogt veelbetekenend, geeft seintjes met zijn voeten, maakt heimelijk tekens met zijn vingers.

14. Zijn hart zit vol bedrog, hij beraamt niets dan kwaad, voortdurend lokt hij ruzies uit.

15. Daarom zal rampspoed hem plotseling treffen, onverwachts gaat hij onherstelbaar te gronde.

16. Zes dingen haat de Heer, ja, van zeven heeft Hij een afschuw:

17. hoogmoedige ogen, een liegende tong, handen die onschuldig bloed vergieten,

18. een hart dat kwaad beraamt, voeten die zich haasten naar het kwaad,

Waarschuwing tegen de vrouw van een ander

19. een valse getuige die leugens spreekt, en een mens die ruzies uitlokt tussen broers.

20. Mijn zoon, houd je aan het onderricht van je vader, wijs niet af wat je moeder je onderwees.

21. Bind het aldoor op je hart, hang het altijd om je hals.

22. Waar je ook gaat, zal het je leiden, wanneer je slaapt, zal het over je waken, wanneer je wakker wordt, zal het tot je spreken.

23. Want het gebod is een lamp, het onderricht een licht, vermanende bestraffing is de weg naar het leven:

24. ze behoeden je voor een slechte vrouw, voor de vleiende tong van een onbekende.

25. Verlang in je hart niet naar haar schoonheid, laat je niet vangen door haar lonkende ogen.

26. Een hoer kost je slechts een enkel brood, maar andermans vrouw jaagt op je kostbare leven!

27. Kun je vuur meenemen in je kleed zonder dat je kleren in brand raken?

28. Kun je op gloeiende kolen lopen zonder je voeten te verbranden?

29. Zo vergaat het hem die naar andermans vrouw gaat. Wie haar aanraakt, zal niet vrijuit gaan.

30. Voor een dief heeft men begrip, als hij steelt om in leven te blijven, omdat hij honger heeft.

31. Maar als hij betrapt wordt, moet hij zevenvoudig vergoeden, het kost hem zijn hele bezit.

32. Maar wie overspel pleegt, heeft geen verstand, want hij richt zichzelf ermee te gronde.

33. Ellende en schande treffen hem, nooit zal zijn schande worden uitgewist.

34. Want jaloersheid brengt een man tot razernij. Op de dag dat hij zich wreekt, kent hij geen genade.

35. Hij zal zich nergens mee laten verzoenen, hij blijft onverbiddelijk, hoeveel je hem ook biedt.

»