Spreuken 7 EBV24
1. Mijn zoon, bewaar mijn woorden, berg mijn geboden bij je op.
2. Bewaar mijn geboden en leef, bewaar mijn onderwijs als je oogappel.
3. Bind ze aan je vingers, schrijf ze op de tafel van je hart.
4. Zeg tegen de wijsheid: ‘Je bent mijn zus!’ en noem het inzicht: ‘Mijn vriend!’,
5. om je te behoeden voor de vreemde vrouw, voor de onbekende vrouw die je met haar woorden vleit.
6. Want door het venster van mijn huis, door de spijlen van mijn raam keek ik naar beneden,
7. ik keek naar de onnozele zielen, onder de jongeren viel mijn oog op een jongeman met een onstandvastig hart,
8. die de straat overstak bij haar hoek en in de richting van haar huis liep.
9. In de schemering, in de avond van de dag, in het diepst van de nacht en de duisternis,
10. zie, daar kwam een vrouw hem tegemoet, gekleed als een hoer en listig van hart.
11. Ze was luidruchtig en brutaal, haar voeten bleven niet in haar huis.
12. Nu eens buiten, dan weer op de pleinen, op alle hoeken loerde zij.
13. Zij greep hem vast en kuste hem, zij trok een effen gezicht en zei tegen hem:
14. “Ik moest vredeoffers brengen. Vandaag ben ik mijn geloften nagekomen.
15. Daarom ben ik naar buiten gegaan om je te ontmoeten, om je te zoeken en zo heb ik je gevonden.
16. Ik heb mijn rustbed met kleden overdekt, met kleurige spreien van fijn linnen uit Egypte.
17. Ik heb mijn bed besprenkeld met mirre, aloë en kaneel.
18. Kom, laten we dronken worden van de liefkozingen tot aan de morgen, laten we genieten van het liefdesspel.
19. Want de man is niet thuis, hij is op reis gegaan, ver weg.
20. Hij heeft een buidel zilvergeld in zijn hand meegenomen. Tegen de dag van de vollemaan komt hij weer naar zijn huis.”
21. Zij haalde hem over door haar vele, inhalerige praatjes, zij verleidde hem door het gevlei van haar lippen.
22. Hij ging haar onmiddellijk achterna, zoals een rund naar de slacht gaat, zoals een voetketting zich voortsleept naar de kastijding van de dwaas,
23. totdat een pijl zijn lever doorboort, zoals een vogel haastig naar een strik vliegt en niet weet dat die tegen zijn leven is gericht.
24. Nu dan, zonen, luister naar mij en luister naar de uitspraken van mijn mond.
25. Laat je hart niet afwijken naar haar wegen, dwaal niet af langs haar paden.
26. Want talrijk zijn de gewonden die zij heeft doen sneuvelen, ontzaglijk groot is het aantal van allen die zij heeft gedood.
27. Haar huis is vol wegen naar het dodenrijk, die afdalen naar de binnenkamers van de dood.