Logo
🔍

Psalmen 10 BB

« Psalm 10

1. Heer, waarom bent U zo ver weg? Waarom verbergt U Zich juist nu ik U zo hard nodig heb?

2. De mensen die zich niets van U aantrekken, denken dat ze ongestraft arme mensen slecht kunnen behandelen. Heer, zorg ervoor dat zij zelf worden verstrikt in de slechte dingen die ze met anderen van plan waren.

3. Ze scheppen op over alles wat ze hebben bereikt. Ze vinden hebzucht een goede eigenschap en zeggen slechte dingen over God.

4. Ze steken trots hun neus in de lucht. Ze zeggen: "Er is geen God. Ons kan niets gebeuren." Ze denken er verder niet over na.

5. Ze doen wat ze willen en veroorzaken niets dan ellende. Ze denken er niet aan dat U hen ooit zal oordelen. Ze bedreigen hun vijanden.

6. Ze zeggen bij zichzelf: "Wat kan mij gebeuren? Met mij en mijn familie ná mij zal het altijd goed blijven gaan."

7. Ze vervloeken, liegen en bedriegen. Altijd smeden ze misdadige plannen.

8. Ze liggen in hinderlagen langs stille wegen. Op stille plaatsen doden ze onschuldige mensen. Ze loeren op weerloze mensen.

9. Ze liggen in de struiken op de loer, zoals een leeuw die zijn prooi besluipt. Ze loeren op arme mensen. Ze vangen hen in hun net en trekken het dicht.

10. Ze bukken zich, klaar voor de sprong – en ze hebben hun slachtoffers in hun klauwen.

11. Ze zeggen bij zichzelf: "God vergeet het. Het maakt Hem niets uit. Hij ziet het niet eens."

12. Kom Heer! God, doe er iets aan! Denk alstublieft aan de arme mensen!

13. Maakt het U dan niets uit dat mensen zich niets van U aantrekken? Dat ze zeggen: "Het maakt God niets uit wat ik doe"?

14. Maar U ziet het, want U ziet alle ellende en verdriet. U zal het bestraffen. Mensen in nood vertrouwen op U. Weeskinderen worden door U geholpen.

15. Maak een einde aan de macht van slechte mensen. Straf hen voor hun slechte daden. Laat niets van hen over!

16. U bent voor eeuwig Koning. De volken die U niet gehoorzamen, verjaagt U uit uw land.

17. Heer, U heeft gehoord waar de arme mensen naar verlangen. U luistert naar hen en geeft hen weer hoop.

18. U komt op voor mensen in nood. Daarom zullen de mensen hen niet langer durven bedreigen.

»