Logo
🔍

Psalmen 10 EBV24

«

1. Lamed. O HEERE, waarom staat U zo veraf? Waarom verbergt U zich in tijden van benauwdheid?

2. In hoogmoed vervolgt de boosdoener de ellendige. Zij worden gegrepen in de gemene plannen die zij bedacht hebben.

3. Want de boosdoener prijst zichzelf om het verlangen van zijn ziel, hij zegent de gierigaard, hij lastert de HEERE.

4. De boosdoener steekt zijn neus in de lucht, zonder dat hij onderzoekt en zegt: “Er is geen GOD”, dat is alles wat hij kan bedenken.

5. Zijn wegen zijn te allen tijde voorspoedig. Uw oordelen zijn te hoog voor hem. Hij gaat tekeer tegen allen die hem benauwen.

6. Hij zegt in zijn hart: “Ik zal niet wankelen, van generatie op generatie zal mij geen kwaad overkomen.”

7. Zijn mond is vol vervloeking, bedriegerijen en onderdrukking. Onder zijn tong schuilt ellende en ongerechtigheid.

8. Hij ligt in een hinderlaag bij de dorpen, op verborgen plaatsen doodt hij de onschuldige. Zijn ogen loeren op de arme stakker.

9. Hij ligt op de loer in de schuilplaats, als een leeuw in zijn loofhut. Hij ligt op de loer om de ellendige te beroven. Hij berooft de ellendige door hem in zijn net te lokken.

10. Hij kromt zich, hij bukt zich, daar valt de arme stakker in zijn machtige klauwen.

11. Hij zegt in zijn hart: “God heeft het vergeten, Hij heeft zijn aangezicht verborgen, Hij zal het nooit zien.”

12. Qof. Sta op, o HEERE, o God, hef uw hand op, vergeet de ellendigen niet.

13. Waarom lastert de boosdoener GOD, waarom zegt hij in zijn hart: “U zult er toch geen onderzoek naar doen!”?

14. Resch. U ziet het immers, want U aanschouwt moeite en verdriet, om ze in uw hand te leggen. De arme stakker wendt zich tot U. U bent de helper van de wees.

15. Sjin. Verbreek de arm van de boosdoener, vergeld de boosdoener zijn kwaad, tot U niets meer vindt.

16. De HEERE is Koning voor eeuwig en altijd. De volken zijn uit zijn land uitgeroeid.

17. Tav. O HEERE, U hebt de wens van de zachtmoedigen gehoord, U zult hun hart sterken, uw oor zal aandacht aan hen schenken

18. om recht te doen aan wees en verdrukte, opdat geen mens op aarde nog iemand angst zal aanjagen.

»