Logo
🔍

Psalmen 101 NBG51

« De rechtvaardige heerser

1. Van David. Een psalm. Van goedertierenheid en recht wil ik zingen, U, o Here, wil ik psalmzingen.

2. Ik wil acht geven op een onberispelijke wandel. Wanneer zult Gij tot mij komen? Ik wandel in oprechtheid mijns harten in mijn huis;

3. ik stel geen schandelijke dingen voor mijn ogen; ik haat het doen der afvalligen, het kleeft mij niet aan.

4. Een verkeerd hart wijke verre van mij, de boze wil ik niet kennen.

5. Wie zijn naaste heimelijk lastert, die zal ik verdelgen; wie hoog van ogen en trots van hart is, die duld ik niet.

6. Mijn ogen zijn op de getrouwen in den lande om bij mij te wonen; wie onberispelijk wandelt, die zal mij dienen.

7. In mijn huis zal geen bedrieger wonen; de leugenspreker zal niet bestaan voor mijn ogen.

8. Elke morgen zal ik verdelgen alle goddelozen des lands, en uit de stad des Heren uitroeien alle bedrijvers van ongerechtigheid.

»