Logo
🔍

Psalmen 104 VB

« Psalm 104

1. Loof de Heer, mijn ziel! Heer, mijn God, wat bent U groot! U bent bekleed met majesteit en luister,

2. gehuld in een mantel van licht. U spant de hemel uit als een tentkleed,

3. U plaatst uw zalen op de [hemel]wateren, de wolken maakt U tot uw strijdwagen, U wandelt op de vleugels van de wind.

4. Hij maakt zijn engelen als de winden, zijn dienaren als vuurvlammen.

5. U hebt de aarde op haar fundamenten gegrondvest, tot in eeuwigheid wankelt zij niet.

6. U bedekte haar met de waterdiepte als met een kleed, het water reikte tot boven de bergen.

7. Maar voor uw dreigen vluchtte het weg, het week haastig voor het geluid van de donder.

8. Bergen rezen op, dalen zonken neer, op de plaats die U voor hen had bestemd.

9. U stelde het water grenzen, die het niet mag overschrijden; nooit meer zal het de aarde bedekken.

10. Hij leidt het water van de bronnen naar de dalen, het slingert zich tussen de bergen door.

11. De dieren van het veld komen er drinken, de wilde ezels lessen er hun dorst.

12. Langs de beken wonen de vogels, tussen de takken zingen ze hun lied.

13. Vanuit zijn hemelzalen drenkt Hij de bergen, de aarde is vol met de vrucht van uw werk.

14. Het gras laat Hij uitspruiten voor het vee; en gewassen die dienen als voedsel voor de mens,

15. en wijn die het hart van de mens verheugt, olie die zijn gezicht laat stralen, brood dat het hart van de mens versterkt.

16. De bomen van de Heer hebben volop water, de ceders van de Libanon, door de Heer geplant.

17. Daar nestelen de vogeltjes, de ooievaars bouwen hun nest in de cipressen.

18. De hoge bergen zijn voor de steenbokken, de klipdassen schuilen tussen de rotsen.

19. Hij maakte de maan voor de vaste tijden, de zon weet wanneer ze moet ondergaan.

20. Wanneer U de duisternis laat komen, wordt het nacht en komen alle wilde dieren tevoorschijn.

21. De leeuwen zoeken brullend naar prooi, ze vragen God om voedsel.

22. Wanneer de zon opkomt, verbergen zij zich weer, ze verschuilen zich in hun holen.

23. Dan gaan de mensen aan het werk en arbeiden tot aan de avond.

24. Wat is uw schepping prachtig, Heer! Alles hebt U met wijsheid gemaakt. Heel de aarde is met uw schepselen gevuld.

25. De zee, zo groot en uitgestrekt, krioelt van ontelbare dieren, klein en groot.

26. Daar varen de schepen, daar leeft de leviatan die U hebt gevormd om er te spelen.

27. Alle dieren zien uit naar U, dat U hun op tijd hun voedsel geeft.

28. U geeft het hun en ze doen zich te goed. Als U uw hand opent, worden ze verzadigd.

29. Maar als U uw gelaat verbergt, zijn ze bang. Als U hun de adem afneemt, sterven ze en keren terug naar het stof waaruit ze waren gevormd.

30. Maar als U uw Geest uitzendt, worden ze geschapen, U vernieuwt het hele aardoppervlak.

31. Dat de heerlijkheid van de Heer voor eeuwig mag duren. Dat de Heer Zich in zijn schepping verheugen mag.

32. Als Hij naar de aarde kijkt, dan beeft zij. Raakt Hij de bergen aan, dan stijgt er rook uit op.

33. Ik zal mijn leven lang zingen voor de Heer, voor mijn God liederen zingen, zolang ik besta.

34. Het is heerlijk om over de Heer te peinzen, altijd zal ik mij in de Heer verheugen.

35. De zondaars zullen van de aarde worden weggevaagd, de goddelozen zullen er niet meer zijn. Loof de Heer, mijn ziel, halleluja!

»