Logo
🔍

Psalmen 106 VB

« Psalm 106

1. Halleluja! Loof de Heer, want Hij is goed, want zijn liefde is voor eeuwig.

2. Wie kan woorden vinden voor de machtige daden van de Heer? Wie kan Hem voldoende prijzen?

3. Gezegend zijn zij die zich houden aan het recht, en altijd doen wat rechtvaardig is.

4. Denk aan mij, Heer, uit liefde voor uw volk. Kom naar mij toe met uw heil,

5. opdat ik zal zien hoe goed het uw volk gaat, het volk dat door U is uitgekozen, en ik kan delen in de vreugde van uw volk, mij kan verheugen met het volk dat U toebehoort.

6. Wij en onze voorouders hebben gezondigd, we hebben verkeerd gedaan, ons goddeloos gedragen.

7. Onze voorouders in Egypte schonken geen aandacht aan uw wonderen, ze dachten niet aan de talloze gunsten die U hun bewees.

8. Bij de zee, de Rietzee, waren ze opstandig, maar Hij redde hen, omwille van zijn naam, om zijn grote macht bekend te maken.

9. Hij bestrafte de Rietzee en de zee viel droog. Hij leidde hen door de waterdiepte als door een woestijn.

10. Zo redde Hij hen uit de macht van degenen die hen haatten, bevrijdde hen uit de macht van de vijand.

11. Want het water bedekte hun belagers, niet één van hen bleef over.

12. Toen geloofden ze zijn woorden en prezen ze Hem met liederen.

13. Maar al gauw vergaten ze zijn daden, ze wachtten niet geduldig zijn plannen af.

14. In de woestijn werden ze gulzig, ze daagden God uit in de wildernis.

15. Hij gaf hun wat ze verlangden, maar nam hen hun leven af.

16. En in het kamp werden ze afgunstig op Mozes, en op Aäron, de heilige dienaar van de Heer.

17. Toen opende de aarde zich en verzwolg Datan, ze sloot zich boven de aanhangers van Abiram.

18. Onder zijn aanhangers woedde een vuur, de vlammen verteerden de goddelozen.

19. Ze maakten een stierkalf bij Horeb, ze bogen zich neer voor een beeld.

20. Hun God, hun Eer, verruilden ze voor een beeld van een grasetend rund.

21. Ze vergaten God, hun Redder, die in Egypte grote dingen had gedaan:

22. grote wonderen in het land van Cham, ontzagwekkende daden bij de Rietzee.

23. Hij zou hen daarom vernietigd hebben, als Mozes, die door Hem uitgekozen was, hen niet bij Hem verdedigd had, bij Hem niet had gepleit zijn toorn te laten varen, opdat Hij hen niet vernietigen zou.

24. Ook wezen ze het prachtige land af, ze geloofden zijn belofte niet.

25. Ze klaagden opstandig in hun tenten en gehoorzaamden de Heer niet.

26. Daarom zwoer Hij een eed tegen hen, dat Hij hen zou ombrengen in de woestijn

27. en hun nakomelingen zou doden onder de volken, hen zou verspreiden over de landen.

28. Ook verbonden ze zich met Baäl-Peor en aten van offers voor de doden.

29. Ze wekten de toorn van de Heer op met hun daden, zodat er een plaag uitbrak onder hen.

30. Maar Pinehas kwam tussenbeide, zodat er een eind kwam aan de plaag.

31. Dat werd hem als gerechtigheid toegerekend voor alle komende generaties, tot in eeuwigheid.

32. Ook bij Meriba wekten ze de hevige toorn van de Heer op. Vanwege hen verging het Mozes slecht.

33. Want doordat ze zijn geest tergden, liet hij ondoordachte woorden over zijn lippen komen.

34. Ze hebben de volken niet verdelgd, zoals de Heer hun had opgedragen.

35. Door huwelijken vermengden ze zich met hen, en namen hun gebruiken over.

36. Ze dienden hun afgoden, en die werden hun ondergang.

37. Bovendien offerden ze aan de boze geesten hun eigen zonen en dochters.

38. Het bloed van onschuldigen vergoten zij, het bloed van hun zonen en dochters, door hen te offeren aan de afgoden van Kanaän. Door deze bloedschuld werd het land onrein.

39. Ze werden onrein door wat ze deden, met hun daden waren ze ontrouw [aan de Heer].

40. Daarom ontbrandde de toorn van de Heer tegen zijn volk. Hij walgde van het volk dat Hem toebehoorde.

41. Hij leverde hen uit aan de volken, hun tegenstanders overheersten hen,

42. hun vijanden hebben hen onderdrukt, zijn volk werd door hen vernederd.

43. Vele malen redde Hij hen, maar ze tergden Hem met hun plannen en ze kwijnden weg door hun zonden.

44. Wanneer Hij echter hun ellende zag, wanneer Hij hun hulpgeroep hoorde,

45. dacht Hij omwille van hen weer aan zijn verbond en kreeg Hij medelijden door zijn grote liefde voor hen.

46. Degenen die hen in ballingschap hadden weggevoerd, vulde Hij daarom met barmhartigheid voor zijn volk.

47. Red ons, Heer, onze God, breng ons weer bijeen uit de volken. Dan zullen we uw heilige naam prijzen, vol trots uw roem verkondigen.

48. Loof de Heer, de God van Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Laat het hele volk zeggen: "Amen!" Halleluja!

»