Psalmen 11 EBV24
1. Voor de koorleider. Van David. Bij de HEERE schuil ik. Hoe kunnen jullie tegen mijn ziel zeggen: “Vlieg naar jullie gebergte, gevogelte!”?
2. Want zie, de boosdoeners spannen de boog, zij leggen hun pijlen op de pees om in het donker op oprechten van hart te schieten.
3. Immers, de fundamenten worden vernield! Wat kan dan de rechtvaardige doen?
4. De HEERE woont in zijn heilige Tempel, de troon van de HEERE staat in de hemel. Zijn ogen aanschouwen, zijn blikken onderzoeken de mensenkinderen.
5. De HEERE toetst de rechtvaardige, maar zijn ziel haat de boosdoener en wie van geweld houdt.
6. Hij zal een regen van dodelijke valstrikken op de boosdoeners doen neerkomen, vuur en zwavel en een verzengende wind zullen deel uitmaken van hun beker.
7. Want de HEERE is rechtvaardig, Hij houdt van rechtvaardige daden. Wie oprecht zijn zullen zijn aangezicht aanschouwen.