Psalmen 110 NBG51
1. Van David. Een psalm. Aldus luidt het woord des Heren tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten.
2. De Here strekt van Sion uw machtige scepter uit: heers te midden van uw vijanden.
3. Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen voor u op.
4. De Here heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek.
5. De Here is aan uw rechterhand. Hij verplettert koningen ten dage van zijn toorn;
6. Hij houdt gericht onder de heidenen, hoopt lijken op, verplettert hoofden op het wijde veld.
7. Hij drinkt onderweg uit de beek; daarom heft hij het hoofd op.