Psalmen 112 NLD1939
1. Halleluja! Heil den man, die Jahweh vreest, En zijn geboden van harte bemint:
2. Zijn kroost zal machtig op aarde zijn, Het geslacht der vromen zal worden gezegend.
3. Welvaart en rijkdom bewonen zijn huis, En zijn gerechtigheid houdt in eeuwigheid stand;
4. De vromen gaat een licht in de duisternis op, Hem, die genadig, barmhartig en rechtvaardig zal zijn.
5. Heil den man, die weggeeft en leent, En zijn zaken beheert volgens recht;
6. Want in eeuwigheid zal de rechtvaardige niet wankelen, En hij blijft in de herinnering voor eeuwig.
7. Voor kwade geruchten is hij niet bang; Zijn hart blijft rotsvast op Jahweh vertrouwen,
8. Onverstoorbaar, onbevreesd, Totdat hij op zijn vijanden neerziet.
9. Milddadig deelt hij aan de armen uit: Zijn gerechtigheid houdt in eeuwigheid stand, En zijn hoorn verheft zich in ere.
10. De boze ziet het vol afgunst, En knarsetandend gaat hij te gronde: Nooit wordt de wens der bozen vervuld!