Psalmen 118 NBG51
1. Looft de Here, want Hij is goed, ja, zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
2. Laat Israël nu zeggen: Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
3. Laat het huis van Aäron nu zeggen: Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
4. Laat wie de Here vrezen, nu zeggen: Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
5. Uit de benauwdheid heb ik tot de Here geroepen, de Here heeft mij geantwoord en mij in de ruimte gesteld.
6. De Here is met mij, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?
7. De Here is met mij, onder mijn helpers, daarom zal ik op mijn haters neerzien.
8. Het is beter bij de Here te schuilen dan op mensen te vertrouwen;
9. het is beter bij de Here te schuilen dan op edelen te vertrouwen.
10. Alle volken omringden mij – in de naam des Heren heb ik ze neergehouwen;
11. zij omringden mij, ja, zij omsingelden mij – in de naam des Heren heb ik ze neergehouwen;
12. zij omringden mij als bijen, zij werden als een doornenvuur uitgeblust – in de naam des Heren heb ik ze neergehouwen.
13. Gij hadt mij wel duchtig gestoten, tot vallens toe, maar de Here heeft mij geholpen.
14. De Here is mijn sterkte en mijn psalm, Hij is mij tot heil geweest.
15. Hoort! jubellied en zegezang in de tenten der rechtvaardigen: De rechterhand des Heren doet krachtige daden,
16. de rechterhand des Heren verhoogt, de rechterhand des Heren doet krachtige daden!
17. Ik zal niet sterven, maar leven en ik zal de daden des Heren vertellen.
18. De Here heeft mij zwaar gekastijd, maar aan de dood heeft Hij mij niet overgegeven.
19. Ontsluit mij de poorten der gerechtigheid, ik zal daardoor binnengaan, ik zal de Here loven.
20. Dit is de poort des Heren, de rechtvaardigen gaan daardoor binnen.
21. Ik loof U, omdat Gij mij geantwoord hebt en mij tot heil geweest zijt.
22. De steen die de bouwlieden versmaad hebben, is tot een hoeksteen geworden;
23. van de Here is dit geschied, het is wonderlijk in onze ogen.
24. Dit is de dag die de Here gemaakt heeft; laten wij juichen en ons daarover verheugen.
25. Och Here, geef toch heil, och Here, geef toch voorspoed!
26. Gezegend hij, die komt in de naam des Heren; wij zegenen u uit het huis des Heren.
27. De Here is God, Hij heeft het voor ons doen lichten. Bindt de feestoffers met touwen vast bij de hoornen van het altaar.
28. Gij zijt mijn God, U zal ik loven, o mijn God, U zal ik verhogen.
29. Looft de Here, want Hij is goed, ja, zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.