Psalmen 119 EBV24
1. Alef. Gelukkig zijn zij van wie het levenspad volmaakt is, die in de Wet van de HEERE wandelen.
2. Gelukkig zijn zij, die zijn getuigenissen bewaren, die Hem met heel hun hart zoeken.
3. Zij doen ook geen onrecht, zij wandelen in zijn wegen.
4. HEERE, U hebt geboden om nauwgezet uw bevelen op te volgen.
5. Och, mochten mijn schreden vast zijn, om me aan uw wetsvoorschriften te houden,
6. dan zal ik me niet schamen, als ik op al uw geboden zie.
7. In oprechtheid van hart zal ik U danken, als ik uw rechtvaardige rechtsverordeningen leer.
8. Ik zal me aan uw wetsvoorschriften houden! Verlaat mij toch niet helemaal!
9. Bet. Waarmee zal een jongeman zijn pad rein houden? Door zich te houden aan uw woord.
10. Ik zoek U met heel mijn hart, laat mij niet van uw geboden afdwalen.
11. Wat U zegt, heb Ik in mijn hart geborgen, opdat ik niet tegen U zondig.
12. Gezegend bent U, HEERE, onderwijs mij uw wetsvoorschriften.
13. Met mijn lippen verkondig ik alle rechtsverordeningen van uw mond.
14. Ik verheug mij over de weg van uw getuigenissen, als over allerlei kostbaarheden.
15. Uw bevelen zal ik overdenken, op uw paden zal ik de blik gericht houden.
16. Ik zal mij volop verheugen in uw wetsvoorschriften, uw woord zal ik niet vergeten.
17. Gimel. Doe goed aan uw dienaar, dan zal ik leven en me aan uw woord houden.
18. Ontsluit mijn ogen, opdat ik de wonderen van uw Wet zie.
19. Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij.
20. Mijn ziel kwijnt weg van verlangen naar uw rechtsverordeningen te allen tijde.
21. U bestraft de vervloekte hoogmoedigen, die van uw geboden afdwalen.
22. Wentel smaad en verachting van mij af, want ik heb uw getuigenissen bewaard.
23. Zelfs vorsten zetten zich neer en spraken met elkaar over mij, maar uw dienaar overdenkt uw wetsvoorschriften.
24. Uw getuigenissen zijn mijn genot, zij zijn mijn raadsmannen.
25. Dalet. Mijn ziel kleeft aan het stof, maak mij levend naar uw woord.
26. Mijn wegen heb ik U bekendgemaakt en U hebt mij geantwoord. Onderwijs mij uw wetsvoorschriften.
27. Geef mij inzicht in de weg van uw bevelen, ik zal uw wonderen overdenken.
28. Mijn ziel is doorweekt van verdriet, richt mij op naar uw woord.
29. Houd de weg van leugen verre van mij, wees mij genadig door uw Wet.
30. Ik heb de weg van de waarheid gekozen, uw rechtsverordeningen houd ik mijzelf voor.
31. Ik klamp mij vast aan uw getuigenissen, o HEERE, maak mij niet beschaamd.
32. Ik zal voortsnellen langs de weg van uw geboden, want U hebt mijn hart ruim gemaakt.
33. He. O HEERE, onderwijs mij de weg van uw wetsvoorschriften, dan zal ik mij daaraan houden tot het einde toe.
34. Geef mij inzicht, dan zal ik uw Wet bewaren, en me er met heel mijn hart aan houden.
35. Leid mij op de weg van het pad van uw geboden, want daarin vind ik vreugde.
36. Richt mijn hart op uw getuigenissen en niet op winstbejag.
37. Laat mijn ogen voorbijgaan aan wat geen nut heeft, maak mij levend door uw wegen.
38. Bevestig wat U hebt gezegd tegen uw dienaar, die U vreest.
39. Laat de smaad waarvoor ik vrees aan mij voorbijgaan, immers uw rechtsverordeningen zijn goed.
40. Zie, ik verlang naar uw bevelen, maak mij levend door uw gerechtigheid.
41. Vav. Laat uw liefdevolle trouw tot mij komen, o HEERE, uw redding zoals U die hebt toegezegd,
42. opdat ik een weerwoord kan geven aan wie mij smaadt, want ik vertrouw op uw woord.
43. Neem het woord van de waarheid niet helemaal van mijn mond weg, want ik verwacht het van uw rechtsverordeningen.
44. Ik zal me steeds aan uw Wet houden, voor eeuwig en altijd.
45. Ik zal voortgaan in een open ruimte, omdat ik uw bevelen heb gezocht.
46. Tegenover koningen zal ik van uw getuigenissen spreken zonder mij voor hen te schamen.
47. Ik zal me volop verheugen in uw geboden, die ik liefheb.
48. Ik zal mijn handen opheffen naar uw geboden die ik liefheb, en over uw wetsvoorschriften nadenken.
49. Zayin. Denk aan het woord gesproken tot uw dienaar, waarop U mij hebt doen hopen.
50. Dat is mijn troost in mijn ellende, want uw belofte heeft mij levend gemaakt.
51. De hoogmoedigen hebben mij tot het uiterste bespot, maar van uw Wet ben ik niet afgeweken.
52. Ik heb aan uw eeuwige rechtsverordeningen gedacht, o HEERE, en ik werd getroost.
53. Hevige verontwaardiging heeft mij aangegrepen vanwege de boosdoeners, die uw Wet verlaten.
54. Uw wetsvoorschriften waren gezangen voor mij, in het huis waar ik als vreemdeling verbleef.
55. ’s Nachts heb ik aan uw Naam gedacht, o HEERE, en heb ik mij aan uw Wet gehouden.
56. Zo is het met mij gegaan, omdat ik mij aan uw bevelen gehouden heb.
57. Khet. De HEERE is mijn erfdeel, ik heb gezegd dat ik mij aan uw woorden zal houden.
58. Met heel mijn hart heb ik voor uw aangezicht gesmeekt, wees mij genadig zoals U mij hebt toegezegd.
59. Ik heb over mijn wegen nagedacht, ik zal mijn voetstappen naar uw getuigenissen doen terugkeren.
60. Ik haastte mij en aarzelde niet om mij aan uw geboden te houden.
61. Banden van boosdoeners omgeven mij, maar ik vergeet uw Wet niet.
62. Midden in de nacht sta ik op, om U te danken voor uw rechtvaardige rechtsverordeningen.
63. Ik ben een metgezel van allen die U vrezen, van hen die zich aan uw bevelen houden.
64. Heel de aarde is vol van uw liefdevolle trouw, o HEERE, onderwijs mij uw wetsvoorschriften.
65. Tet. U bent goed geweest voor uw dienaar, o HEERE, overeenkomstig uw woord.
66. Leer mij goed onderscheiden en kennen, want op uw geboden heb ik mijn vertrouwen gesteld.
67. Voordat ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu houd ik me aan wat U zegt.
68. U bent goed en doet goed, onderwijs mij uw wetsvoorschriften.
69. De hoogmoedigen hebben mij met leugens zwartgemaakt, maar ik bewaar uw bevelen met heel mijn hart.
70. Hun hart is ongevoelig als vet, maar ik verheug mij volop in uw Wet.
71. Het was goed voor mij dat ik werd verdrukt, opdat ik uw wetsvoorschriften leerde ‹kennen›.
72. De Wet uit uw mond is mij beter dan duizenden goud- of zilverstukken.
73. Jod. Uw handen hebben mij gemaakt en vorm gegeven. Geef mij verstand, opdat ik uw geboden leer.
74. Wie U vrezen, zullen mij zien en zich verblijden, omdat ik het van uw woord heb verwacht.
75. Ik weet, HEERE, dat uw oordelen rechtvaardig zijn, dat U mij in trouw hebt verdrukt.
76. Mag toch uw liefdevolle trouw mij troosten, zoals U aan uw dienaar hebt toegezegd.
77. Laat uw barmhartigheden tot mij komen, opdat ik leef, want uw Wet is mijn genot.
78. Laat de hoogmoedigen beschaamd worden, want met leugen hebben zij mij gekweld, maar ik overdenk uw bevelen.
79. Laat wie U vrezen bij mij terugkeren, zij die uw getuigenissen kennen.
80. Laat mijn hart volkomen toegewijd zijn aan uw wetsvoorschriften, opdat ik mij niet schaam.
81. Kaf. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar uw redding, ik verwacht het van uw woord.
82. Mijn ogen zijn bezweken van uitzien naar wat U zegt, terwijl ik zei: ‘Wanneer zult U mij troosten?’
83. Want ik ben geworden als een leren zak in de rook, maar uw wetsvoorschriften heb ik niet vergeten.
84. Hoeveel dagen zal uw dienaar nog leven? Wanneer zult U mijn vervolgers oordelen?
85. De hoogmoedigen hebben kuilen voor mij gegraven, wat niet overeenstemt met uw Wet.
86. Al uw geboden zijn waarheid. Met leugen vervolgen zij mij. Help mij!
87. Zij hebben mij bijna van de aarde uitgeroeid, maar ik heb uw bevelen niet verlaten.
88. Maak mij levend naar uw liefdevolle trouw, dan zal ik mij houden aan het getuigenis uit uw mond.
89. Lamed. O HEERE, tot in eeuwigheid staat uw woord vast in de hemel.
90. Uw liefdevolle trouw van generatie op generatie. U hebt de aarde vast doen staan en zo blijft zij staan.
91. Naar uw verordeningen blijven zij ook vandaag staan, want zij allen zijn uw dienaren.
92. Als uw Wet niet mijn genot was, was ik al lang omgekomen in mijn ellende.
93. Ik zal uw bevelen niet vergeten tot in eeuwigheid, want daardoor hebt U mij levend gemaakt.
94. Ik ben van U, red mij, want ik heb uw bevelen gezocht.
95. De boosdoeners hebben op mij geloerd om mij om te brengen, maar ik let op uw getuigenissen.
96. Aan alles, hoe volmaakt ook, heb ik een einde zien komen, maar uw gebod reikt oneindig ver.
97. Mim. Hoe lief heb ik uw Wet, heel de dag denk ik er over na.
98. Door uw geboden maakt U mij wijzer dan mijn vijanden, want zij zijn voor eeuwig bij mij.
99. Ik ben verstandiger dan al mijn leraren, omdat ik over uw getuigenissen nadenk.
100. Ik heb meer inzicht dan de ouderen, omdat ik uw bevelen heb bewaard.
101. Ik heb mijn voeten van alle slechte paden afgehouden, opdat ik mij zou houden aan uw woord.
102. Ik ben niet van uw rechtsverordeningen afgeweken, want U hebt mij onderwezen.
103. Hoeveel zoeter is wat U zegt voor mijn gehemelte, dan honing voor mijn mond!
104. Door uw bevelen krijg ik verstand, daarom haat ik elk leugenpad.
105. Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.
106. Ik heb gezworen en zal me eraan houden, ik zal mij aan al uw rechtvaardige rechtsverordeningen houden.
107. Ik ben heel erg verdrukt, o HEERE, maak mij levend naar uw woord.
108. Aanvaard toch de vrijwillige offergaven van mijn mond met welgevallen, o HEERE, en onderwijs mij uw rechtsverordeningen.
109. Mijn leven is voortdurend in gevaar, maar uw Wet vergeet ik niet.
110. De boosdoeners hebben mij een strik gespannen, maar ik ben niet van uw bevelen afgedwaald.
111. Uw getuigenissen zijn voor eeuwig mijn erfdeel geworden, want zij zijn de vreugde van mijn hart.
112. Ik heb mijn hart erop gezet om naar uw wetsvoorschriften te handelen, tot in eeuwigheid, tot het einde toe.
113. Samech. Halfhartigen haat ik, maar uw Wet heb ik lief.
114. U bent mijn schuilplaats en mijn schild, ik verwacht het van uw woord.
115. Ga bij mij weg, boosdoeners, ik bewaar de geboden van mijn GOD.
116. Ondersteun mij overeenkomstig uw belofte, opdat ik leef en niet beschaamd wordt in mijn hoop.
117. Ondersteun mij, dan zal ik gered worden, en mij voortdurend tegoed doen aan uw wetsvoorschriften.
118. U veracht allen die van uw wetsvoorschriften afdwalen, want hun bedrog is enkel leugen.
119. U doet alle boosdoeners als schuim van de aarde weg, daarom houd ik van uw getuigenissen.
120. Uit vrees voor U ging het haar op mijn huid overeind staan, zo vreesde ik uw oordelen.
121. ʿAyin. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan, lever mij niet over aan het kamp van mijn onderdrukkers.
122. Sta borg voor uw dienaar ten goede, sta niet toe dat hoogmoedigen mij onderdrukken.
123. Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar uw redding, naar de belofte van uw gerechtigheid.
124. Handel met uw dienaar naar uw liefdevolle trouw, leer mij uw wetsvoorschriften.
125. Ik ben uw dienaar, maak mij verstandig, opdat ik uw getuigenissen leer kennen.
126. Het is tijd voor de HEERE om te handelen, want zij hebben uw Wet verbroken.
127. Omdat Ik meer houd van uw geboden dan van goud, ja, meer dan van gelouterd goud,
128. daarom heb ik al uw bevelen over elke zaak voor recht gehouden, maar elk leugenpad heb ik gehaat.
129. Pe. Uw getuigenissen zijn wonderen, daarom bewaart mijn ziel die.
130. Het openen van uw woorden verspreidt licht, het maakt eenvoudigen verstandig.
131. Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en snak van verlangen naar uw geboden.
132. Wend U tot mij en wees mij genadig, zoals het recht is voor hen die uw Naam liefhebben.
133. Maak mijn schreden vast naar uw belofte, laat geen enkele ongerechtigheid over mij heersen.
134. Verlos mij van de verdrukking van mensen, opdat ik mij aan uw bevelen zal houden.
135. Doe uw aangezicht lichten over uw dienaar, leer mij uw wetsvoorschriften.
136. Het water stroomt als beken uit mijn ogen neer, omdat zij zich niet aan uw Wet houden.
137. Tsade. U bent rechtvaardig, o HEERE, uw rechtsverordeningen zijn juist.
138. U hebt de gerechtigheid van uw getuigenissen geboden, de betrouwbaarheid ervan is buitengewoon.
139. Mijn ijver heeft mij verteerd, omdat mijn tegenstanders uw woorden vergeten hebben.
140. Uw belofte is buitengewoon gelouterd, uw dienaar heeft die lief.
141. Ik ben gering en veracht, maar uw bevelen vergeet ik niet.
142. Uw gerechtigheid is een gerechtigheid tot in eeuwigheid, uw Wet is waarheid.
143. Benauwdheid en angst hebben mij getroffen, maar uw geboden zijn mijn genot.
144. De gerechtigheid van uw getuigenissen is voor eeuwig. Geef mij inzicht, dan zal ik leven.
145. Qof. Met heel mijn hart heb ik geroepen, antwoord mij, o HEERE, dan zal ik uw wetsvoorschriften bewaren.
146. U heb ik aangeroepen, red mij! Dan zal ik mij aan uw getuigenissen houden.
147. Vóór de morgenschemering riep ik om hulp, op uw woord heb ik gewacht.
148. Mijn ogen waren al open voor het begin van de nachtwaken, om na te denken over wat U zegt.
149. Luister naar mijn stem overeenkomstig uw liefdevolle trouw, o HEERE, wek mij tot leven overeenkomstig uw recht.
150. Wie uit zijn op het plegen van schanddaden komen dichterbij, zij zijn ver van uw Wet afgeweken.
151. U bent dichtbij, o HEERE, en al uw geboden zijn waarheid.
152. Ook vroeger had ik al weet van uw getuigenissen, want U hebt ze voor eeuwig ingesteld.
153. Resch. Zie op mijn ellende en red mij, want uw Wet heb ik niet vergeten.
154. Behartig mijn rechtszaak en verlos mij, maak mij levend naar uw toezegging.
155. De redding is ver van de boosdoeners vandaan, want zij zoeken uw wetsvoorschriften niet.
156. O HEERE, uw barmhartigheden zijn talrijk, wek mij tot leven overeenkomstig uw recht.
157. Mijn vervolgers en zij die mij benauwen zijn met velen, maar van uw getuigenissen ben ik niet afgeweken.
158. Ik zag wie trouweloos handelden en ik walgde, omdat zij zich niet hielden aan wat U heeft gezegd.
159. Zie toch hoe ik van uw bevelen houd, o HEERE, maak mij levend naar uw liefdevolle trouw.
160. Het begin van uw woord is waarheid, ieder rechtvaardig oordeel van U is voor eeuwig.
161. Sjin. De vorsten hebben mij zonder reden vervolgd, maar mijn hart vreesde voor uw woord.
162. Ik verheug mij over uw belofte, als iemand die een grote buit vindt.
163. Ik haat leugen en heb er een afkeer van, maar ik houd van uw Wet.
164. Zeven keer per dag loof ik U, om uw rechtvaardige rechtsregels.
165. Wie van uw Wet houden, hebben grote vrede, voor hen is er geen struikelblok.
166. O HEERE, ik hoop op uw redding, ik volg uw geboden op.
167. Mijn ziel houdt zich aan uw getuigenissen, ik heb ze buitengewoon lief.
168. Ik houd mij aan uw bevelen en uw getuigenissen, want al mijn wegen liggen voor U open.
169. Tav. O HEERE, laat mijn geroep vlak voor uw aangezicht komen, maak mij verstandig naar uw woord.
170. Laat mijn smeken voor uw aangezicht komen, doe mij ontkomen overeenkomstig uw belofte.
171. Mijn lippen zullen lofprijzing doen opspringen als een fontein, want U onderwijst mij uw wetsvoorschriften.
172. Mijn tong zal uiten wat U zegt, want al uw geboden zijn rechtvaardig.
173. Laat uw hand mij te hulp komen, want ik heb voor uw bevelen gekozen.
174. O HEERE, ik verlang naar uw redding, uw Wet is mijn genot.
175. Laat mijn ziel leven en U loven, mogen uw rechtsverordeningen mij helpen.
176. Ik heb gedwaald als een verloren schaap. Zoek uw dienaar, want uw geboden heb ik niet vergeten.