Psalmen 122 NBG51
1. Een bedevaartslied. Van David. Ik was verheugd, toen men mij zeide: Laten wij naar het huis des Heren gaan.
2. Onze voeten staan in uw poorten, o Jeruzalem.
3. Jeruzalem is gebouwd als een stad, die wèl samengevoegd is;
4. waarheen de stammen opgaan, de stammen des Heren. Een voorschrift voor Israël is het de naam des Heren te loven.
5. Want daar staan de zetels ten gerichte, de zetels van het huis van David.
6. Bidt Jeruzalem vrede toe: mogen wie u liefhebben, rust genieten;
7. vrede zij binnen uw muur, rust in uw burchten.
8. Om mijn broeders en mijn vrienden wil ik zeggen: vrede zij in u;
9. om het huis van de Here, onze God, wil ik het goede voor u zoeken.