Psalmen 138 NBG51
1. Van David. Ik zal U loven met mijn ganse hart, in de tegenwoordigheid der goden zal ik U psalmzingen.
2. Ik zal mij nederbuigen naar uw heilige tempel en uw naam prijzen om uw goedertierenheid en trouw, want Gij hebt, om uws grote naams wil, uw toezegging heerlijk gemaakt.
3. Ten dage dat ik riep, hebt Gij mij geantwoord, Gij hebt mij bemoedigd met kracht in mijn ziel.
4. Alle koningen der aarde zullen U, o Here, loven, wanneer zij de woorden van uw mond gehoord hebben;
5. zij zullen zingen van de wegen des Heren, want de heerlijkheid des Heren is groot.
6. Want de Here is verheven, en Hij aanschouwt de nederige, maar de hovaardige kent Hij van verre.
7. Wanneer ik wandel te midden van benauwdheid, behoudt Gij mij in het leven; tegen de toorn van mijn vijanden strekt Gij uw hand uit, en uw rechterhand verlost mij.
8. De Here zal het voor mij voleindigen. O Here, uw goedertierenheid is tot in eeuwigheid. Laat niet varen de werken uwer handen.