Psalmen 141 VB
1. Een psalm van David. Heer, ik roep U aan, kom toch haastig! Luister met een open oor als ik tot U roep!
2. Laat mijn gebed voor U zijn als reukwerk, mijn opgeheven handen als het avondoffer.
3. Heer, plaats een wacht voor mijn mond, bewaak de deur van mijn lippen.
4. Wend mijn hart af van wat verkeerd is, zodat ik niet met de goddeloosheid meedoe van mensen die allerlei onrecht bedrijven. Laat mij niet mee-eten van hun heerlijke spijzen.
5. Slaat een rechtvaardige mij, dan is dat een weldaad; bestraft hij mij, dan is het als zalfolie op mijn hoofd, olie die mijn hoofd niet afwijst. Voor wie mij kwaad doen, blijf ik bidden;
6. worden hun rechters van de rotsen geworpen, dan nog zal ik een goed woord voor hen doen.
7. Verspreid als de aardkluiten na het ploegen, liggen onze beenderen voor de muil van het dodenrijk.
8. Maar ik houd mijn ogen op U gericht, Heer Heer, bij U zoek ik bescherming, lever mijn ziel niet uit aan de dood.
9. Behoed mij voor elke val of strik die goddelozen voor mij hebben verborgen.
10. Laat hen in hun eigen val lopen, allemaal, maar laat mij er veilig voorbijgaan.