Psalmen 16 EBV24
1. Een kernachtige inscriptie. Van David. Bewaar mij, o God! want ik schuil bij U.
2. Mijn ziel zei tegen de HEERE: “U bent mijn Heer, mijn goed, niets gaat boven U!”
3. Wat betreft de heiligen die in het land wonen, zij zijn de machtigen in wie ik behagen heb.
4. De smarten van wie zich haasten achter een andere god aan, zullen zich vermeerderen. Ik zal hun plengoffers van bloed niet uitstorten, hun namen niet op mijn lippen nemen.
5. De HEERE is mijn erfdeel en mijn beker. U houdt mijn lot in uw hand.
6. De meetsnoeren vielen voor mij in lieflijke plaatsen, jazeker, mijn erfgoed is mij aangenaam!
7. Ik zal de HEERE, die mij raad gegeven heeft, zegenen. Zelfs ’s nachts onderwijzen mij mijn nieren.
8. Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen. Omdat Hij aan mijn rechterhand is, zal ik niet wankelen.
9. Daarom is mijn hart verblijd en verheugt zich mijn ziel. Zeker, mijn vlees zal veilig wonen.
10. Want U zult mijn ziel niet achterlaten in het dodenrijk, U zult uw getrouwe geen graf doen zien.
11. U zult mij het pad van het leven bekendmaken, verzadiging met vreugde is bij uw aangezicht, lieflijkheden zijn in uw rechterhand, voor eeuwig.