Logo
🔍

Psalmen 31 BB

« Psalm 31

1. Een lied van David. Voor de leider van het koor.

2. Ik vertrouw op U, Heer, stel me nooit teleur. Red mij, omdat U rechtvaardig bent.

3. Luister naar mij en kom me snel redden! Wees de rots onder mijn voeten. Wees een sterke burcht voor mij, waar ik veilig ben.

4. Want U bent mijn rots en mijn burcht. U zal mij leiden omdat U bent wie U bent.

5. Red mij uit de val die de mensen voor mij hebben opgezet. U bent mijn kracht.

6. Ik vertrouw mijn leven aan U toe. U redt mij, Heer, trouwe God.

7. Ik haat het als mensen afgoden aanbidden. Want ik vertrouw op U.

8. Ik wil juichen en blij zijn over uw liefde. Want U heeft mij gered toen ik in nood was. U wist van de moeilijkheden in mijn leven.

9. U heeft me niet aan mijn vijand uitgeleverd. U heeft ervoor gezorgd dat ik weer kan gaan waar ik wil.

10. Heb medelijden met me, Heer, want ik zit in grote moeilijkheden. Mijn ogen staan dof van verdriet. Mijn binnenste doet pijn. Mijn lichaam is zwak geworden.

11. Want mijn leven gaat voorbij in ellende. De jaren gaan voorbij in gezucht. Ik ben ziek en mijn kracht stroomt uit me weg. Dat komt doordat ik verkeerd heb gedaan.

12. Mijn vijanden lachen me uit. Mijn buren willen mij niet meer kennen. Mijn vrienden schrikken als ze me zien. Als ze mij op straat tegenkomen, lopen ze snel een andere kant op.

13. Ik ben vergeten, zoals je iemand die al lang dood is, vergeet. Ik ben afgedankt als een gebroken kruik.

14. Ik hoor de mensen over mij fluisteren. Ze overleggen hoe ze me kunnen doden. Van alle kanten dreigt gevaar.

15. Maar ik vertrouw op U, Heer. Want U bent mijn God.

16. Mijn leven is in uw handen. Red mij van mijn vijanden!

17. Zorg alstublieft voor mij. Red mij omdat U van mij houdt.

18. Heer, stel me niet teleur nu ik U om hulp roep. Maar zorg dat het slecht afloopt met de mensen die zich niets van U aantrekken. Stuur hen naar het dodenrijk.

19. Leg al die leugenaars het zwijgen op. Trots en spottend beschuldigen ze onschuldige mensen.

20. Maar U heeft geweldige dingen klaarliggen voor de mensen die ontzag voor U hebben en die op U vertrouwen. Iedereen zal het zien!

21. U redt mensen die ontzag voor U hebben. U verbergt hen in uw huis, dicht bij U. U beschermt hen tegen mensen die praatjes over hen rondstrooien.

22. Prijs de Heer! Want toen ik in nood was, heeft Hij mij op wonderlijke wijze gered. Nu ben ik zo veilig als in een stad met muren.

23. Ik was wanhopig en dacht dat Hij mij was vergeten. Maar ik was te snel: Hij hoorde me wél en heeft me gered toen ik Hem om hulp smeekte.

24. Vrienden van God, houd van de Heer! De Heer beschermt de mensen die op Hem vertrouwen. Maar Hij straft de mensen die denken dat ze kunnen doen wat ze willen.

25. Als je op de Heer vertrouwt, hoef je nooit wanhopig te zijn.

»