Psalmen 45 EBV24
1. Voor de koorleider. Op de wijze van ‘De lelies’. Van de zonen van Korach. Een overdenking. Een liefdeslied.
2. Mijn hart vloeit over van goede woorden, ik lees aan een Koning voor wat ik heb gemaakt, mijn tong is een pen van een vaardig schrijver.
3. “U bent veel mooier dan de mensenkinderen, genade is over uw lippen uitgegoten, daarom heeft GOD U voor eeuwig gezegend.
4. Gord uw zwaard aan de heup, o Held, uw glans en uw glorie.
5. Ja, uw glorie! Wees voorspoedig, rijd uit voor de zaak van waarheid en tegen de onderdrukking van gerechtigheid. Uw rechterhand zal U ontzagwekkende dingen onderwijzen.
6. Uw scherpe pijlen, - jazeker volken zullen onder U neervallen - dringen door in het hart van de vijanden van de Koning.
7. Uw troon, o GOD, staat voor eeuwig en altijd, de scepter van uw Koninkrijk is een scepter van rechtvaardigheid.
8. U hebt gerechtigheid lief en U haat het kwaad. Daarom heeft U, o GOD, uw GOD, met vreugdeolie gezalfd boven uw metgezellen.
9. Al uw gewaden zijn als mirre en aloë en kaneel, snarenspel uit paleizen van ivoor verblijdt U,
10. koningsdochters zijn onder uw vrouwelijke eregasten, de gemalin van de Koning staat aan uw rechterhand, in een gewaad van het kostbaarste goud van Ofir.
11. Hoor, dochter, zie, neig je oor. Vergeet je volk en het huis van je vader!
12. Dan zal de Koning verlangen naar je schoonheid, want Hij is je Heer! Kniel voor Hem neer!
13. De dochter van Tyrus met een geschenk, ja, de rijken van een volk, zullen je gunst zoeken.
14. De dochter van de Koning is innerlijk één en al heerlijkheid, haar kleding is met goud gestikt.
15. In kleurige geborduurde klederen wordt zij tot de Koning geleid. De maagden, die achter haar lopen, zijn haar vriendinnen die bij U gebracht worden.
16. Zij worden voortgeleid met blijdschap en vreugde, zo gaan zij het paleis van de Koning binnen.
17. Uw zonen zullen de plaats van uw vaderen innemen, U zult hen tot vorsten aanstellen over heel de aarde.
18. Ik zal uw Naam gedenken in elke generatie en in elke volgende generatie. Daarom zullen de volken U danken, voor eeuwig en altijd.”