Psalmen 57 EBV24
1. Voor de koorleider. ‘Breng hem niet om!’ Van David. Een kernachtige inscriptie. Bij zijn vlucht voor Saul in de spelonk.
2. Wees mij genadig, o GOD, wees mij genadig, want bij U schuilt mijn ziel. Ik schuil in de schaduw van uw vleugels, totdat het verderf voorbij getrokken is.
3. Ik zal roepen tot GOD, de Allerhoogste, tot God, die het voor mij tot een goed einde brengen zal.
4. Hij zal mij vanuit de hemel redding brengen, wie mij wil verslinden, zal Hij te schande maken. Sela. GOD zal zijn liefdevolle vriendschap en zijn trouw zenden.
5. Mijn ziel bevindt zich te midden van leeuwen, ik lig bij mensenkinderen die zijn als brandende fakkels, van wie de tanden zijn als speren en pijlen, hun tong als een scherp zwaard.
6. O GOD, verhef U boven de hemelen, breng uw heerlijkheid over heel de aarde,
7. Zij hadden een net voor mijn voeten gespannen, mijn ziel ging gebukt. Zij hadden een kuil voor mij gegraven, zelf zijn zij er middenin gevallen. Sela.
8. O GOD, mijn hart is vastbesloten, vastbesloten is mijn hart. Ik zal zingen en psalmen zingen.
9. Word wakker, mijn heerlijkheid! Word wakker, harp en lier! Ik zal het vroege morgenlicht wakker maken.
10. Ik zal U danken onder de volken, o mijn Heer, psalmen zingen voor U onder de volkeren.
11. Want uw liefdevolle goedheid reikt tot aan de hemelen, uw trouw tot aan de wolken.
12. O GOD, verhef U boven de hemelen, breng uw heerlijkheid over heel de aarde.