Psalmen 67 NBG51
1. Voor de koorleider. Bij snarenspel. Een psalm. Een lied.
2. God zij ons genadig en zegene ons, Hij doe zijn aanschijn bij ons lichten; sela
3. opdat men op aarde uw weg kenne, onder alle volken uw heil.
4. Dat de volken U loven, o God; dat de volken altegader U loven.
5. Dat de natiën zich verheugen en jubelen, omdat Gij de volken in rechtmatigheid richt, en de natiën op de aarde leidt. sela
6. Dat de volken U loven, o God, dat de volken altegader U loven.
7. De aarde gaf haar gewas, God, onze God, zegent ons;
8. God zegent ons, opdat alle einden der aarde Hem vrezen.