Psalmen 76 NBG51
1. Voor de koorleider. Bij snarenspel. Een psalm van Asaf. Een lied.
2. God is bekend in Juda, zijn naam is groot in Israël;
3. in Salem was immers zijn tent, en op Sion zijn woning;
4. daar verbrak Hij de vurige schichten van de boog, het schild en het zwaard en de krijg. sela
5. Schitterend waart Gij, heerlijk, van het roofgebergte af;
6. de trotsen van hart werden uitgeschud, zij verzonken in slaap; niemand van de dapperen vond zijn kracht.
7. Voor uw dreigen, o God van Jakob, verzonken zo wagens als paarden in diepe slaap.
8. Gij, geducht zijt Gij; wie kan bestaan voor uw aangezicht, wanneer uw toorn ontbrandt?
9. Uit de hemel deedt Gij het oordeel horen, de aarde vreesde en werd stil,
10. toen God opstond ten gerichte om al de ootmoedigen op aarde te verlossen. sela
11. Waarlijk, de grimmige mensen moeten U loven, Gij beteugelt de rest der grimmigen.
12. Doet geloften en betaalt ze de Here, uw God; allen rondom Hem moeten gaven brengen aan de Geduchte,
13. die de toorn der vorsten verslaat, die voor de koningen der aarde geducht is.