Psalmen 8 NBG51
1. Voor de koorleider. Op de Gittit. Een psalm van David.
2. O Here, onze Here, hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde, Gij, die uw majesteit toont aan de hemel.
3. Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, uw tegenstanders ten spijt, om vijand en wraakgierige te doen verstommen.
4. Aanschouw ik uw hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt:
5. wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet?
6. Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond.
7. Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd:
8. schapen en runderen altegader en ook de dieren des velds,
9. de vogelen des hemels en de vissen der zee, hetgeen de paden der zeeën doorkruist.
10. O Here, onze Here, hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde.