Logo
🔍

Romeinen 2 VB

« Gods oordeel over alle mensen

1. Daarom, jij mens die anderen veroordeelt, ben je niet te verontschuldigen, wie je ook bent. Want met het oordeel dat jij over anderen uitspreekt, veroordeel je ook jezelf. Immers, jij die veroordeelt doet dezelfde dingen!#2:1 vgl Mat 7:1-2

2. Maar wij weten dat God rechtvaardig oordeelt over degenen die zulke dingen doen.

3. En jij die deze dingen bij anderen veroordeelt, maar ze zelf ook doet, dacht jij aan Gods oordeel te zullen ontkomen?

4. Verachten jullie dan zijn overvloedige goedheid, verdraagzaamheid en geduld, en beseffen jullie niet dat het de liefde van God is die jullie tot bekering leidt?

5. Maar doordat jullie met je harde hart weigeren je te bekeren, zorgen jullie ervoor dat jullie straf zich steeds verder ophoopt tot de dag van het oordeel, wanneer Gods toorn en Gods rechtvaardige vonnis openbaar worden.

6. Dan zal Hij ieder mens geven wat hem op grond van zijn daden toekomt.

7. Aan degenen die hebben gezocht naar heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid en die daarom volhardend het goede hebben gedaan, geeft Hij het eeuwige leven.

8. Maar degenen die dwars bleven en niet naar de waarheid wilden luisteren, en die bleven volharden in het kwaad, treft Hij met toorn en oordeel:

9. leed en ellende zullen ieder mens treffen die kwaad gedaan heeft, in de eerste plaats de Joden, maar ook de Grieken.

10. Maar heerlijkheid, eer en vrede zullen zijn voor ieder mens die het goede heeft gedaan, in de eerste plaats voor de Joden, maar ook voor de Grieken.

De rol van de Wet

11. Want voor God zijn alle mensen gelijk.

12. Want allen die de Wet niet hebben en gezondigd hebben, zullen ook zonder de Wet verloren gaan. En allen die de Wet wel hebben en gezondigd hebben, zullen door de Wet veroordeeld worden.

13. Want niet wie de Wet gehoord hebben, worden door God rechtvaardig verklaard, maar wie de Wet naleven worden rechtvaardig verklaard.

14. Wanneer de andere volken, die de Wet niet hebben, van nature doen wat de Wet eist, zijn zij, zonder deze Wet te hebben, zichzelf tot wet,

15. aangezien hun daden aantonen dat hetgeen de Wet eist, in hun hart geschreven staat. Daarbij worden ze bevestigd door hun geweten, doordat hun gedachten hen beschuldigen of vrijpleiten.

De Joden en de Wet

16. Dit zal gebeuren op de dag dat God door Jezus Christus zal oordelen over alles wat in de mens verborgen is,#2:16 zie Pred 12:14 zoals mijn goede nieuws zegt.

17. Kijk, jullie die Joden heten, op de Wet vertrouwen, je op God laten voorstaan,

18. Gods wil kennen, weten waar het op aankomt doordat jullie door de Wet onderwezen zijn,

19. ervan overtuigd zijn een leidsman te zijn voor blinden, een licht voor wie in de duisternis zijn,

20. een raadgever voor onverstandigen, een leermeester voor onwetenden, omdat jullie in de Wet de belichaming van kennis en waarheid hebben,

21. – jullie die anderen onderwijzen, waarom onderwijzen jullie jezelf niet? Jullie die verkondigen dat men niet mag stelen, waarom stelen jullie zelf?

22. Jullie die zeggen dat men geen overspel mag plegen, waarom plegen jullie zelf overspel? Jullie die een afschuw van afgoden hebben, waarom plegen jullie tempelroof?

23. Jullie die je laten voorstaan op de Wet, waarom onteren jullie God door zijn Wet te overtreden?

24. Want vanwege jullie wordt Gods naam belasterd onder de volken, zoals er ook geschreven staat.

25. Want de besnijdenis heeft wel betekenis als jullie de Wet naleven, maar als jullie de Wet overtreden, zijn jullie, hoewel besneden, in wezen onbesneden.

26. En als iemand die onbesneden is de voorschriften van de Wet naleeft, zou hij dan, hoewel onbesneden, niet als besneden gelden?

27. En zou de mens die lichamelijk onbesneden is maar de Wet naleeft, niet oordelen over jullie die weliswaar de geschreven voorschriften en de besnijdenis hebben, maar de Wet overtreden?

28. Niet hij is een Jood die dat uiterlijk is, en de besnijdenis is niet iets wat uiterlijk, aan het lichaam gedaan wordt,

29. nee, Jood is men door zijn innerlijk, door een besneden hart. Het is iets van de geest, en geen letterlijke besnijdenis. Zo iemand ontvangt geen lof van mensen, maar van God.

»