Logo
🔍

Ruth 2 VB

« Ruth gaat werken bij Boaz

1. Nu had Naomi een bloedverwant van de kant van haar man, een bijzonder rijk man uit de familie van Elimelech. Hij heette Boaz.

2. Ruth, de Moabitische, zei tegen Naomi: "Laat mij naar een akker gaan om aren te rapen#2:2 zie Lev 23:22 bij iemand die mij daarvoor toestemming wil geven." Naomi antwoordde: "Dat is goed, mijn dochter."

3. Ruth ging naar een akker en raapte de aren die achter de maaiers op het veld waren blijven liggen. Nu liep het zo dat dit een veld van Boaz was, de bloedverwant van Elimelech.

4. Boaz kwam net uit Betlehem en groette de maaiers: "De Heer zij met jullie!" Ze antwoordden hem: "Wees door de Heer gezegend!"

5. Toen vroeg Boaz aan zijn knecht die de leiding had over de maaiers: "Bij wie hoort die jonge vrouw?"

6. De knecht die de leiding had over de maaiers antwoordde: "Dat is de Moabitische jonge vrouw die met Naomi is meegekomen uit de vlakte van Moab.

7. Ze heeft me gevraagd: 'Mag ik de aren rapen die de maaiers bij het samenbinden hebben laten vallen?' Ze is al sinds heel vroeg in de ochtend bezig en heeft nauwelijks gerust."

8. Daarop zei Boaz tegen Ruth: "Hoor eens, mijn dochter, ga niet op een andere akker aren rapen, ga hier niet weg, maar blijf hier, bij de vrouwen die voor mij werken.

9. Houd je ogen gericht op de akker die gemaaid wordt en volg de maaiers. Ik heb de knechten gezegd dat ze je met rust moeten laten. En als je dorst hebt kun je water gaan drinken uit de kruiken die de knechten hebben gevuld met water uit de put."

10. Ze wierp zich voor hem neer en zei: "Waaraan heb ik het verdiend dat u zich over mij ontfermt? Ik ben immers maar een vreemdelinge."

11. Boaz antwoordde: "Er is me verteld wat je allemaal voor je schoonmoeder hebt gedaan na de dood van je man. Je hebt je vader en moeder en je geboorteland verlaten en bent naar een jou onbekend volk gegaan.

12. Dat de Heer je daarvoor mag belonen, en de Heer, de God van Israël, onder wiens vleugels je bescherming hebt gezocht, het je overvloedig mag vergoeden."

13. Toen zei Ruth: "Dank u, mijn heer, dat u mij bemoedigt en zo vriendelijk voor mij bent, terwijl ik niet eens behoor tot de vrouwen die bij u in dienst zijn."

14. Toen het etenstijd was, zei Boaz tegen haar: "Kom erbij, je mag van het brood mee-eten en het in de wijn dopen." Ze ging bij de maaiers zitten en hij gaf haar geroosterd graan. Ze at zo veel ze wilde en hield zelfs nog over.

15. Toen ze opstond om verder te gaan met aren rapen, zei Boaz tegen zijn knechten: "Laat haar ook aren rapen tussen het al gebundelde graan, en val haar niet lastig.

16. En laat af en toe iets van wat je in je handen hebt op grond vallen en laat dat liggen, zodat zij het kan oprapen, en zeg daar niets van."

17. Zo raapte ze aren op die akker tot het avond werd. Nadat ze de verzamelde aren had uitgeklopt, bleek dat ze ongeveer een efa gerst had verzameld.

18. Ze nam het graan mee naar de stad en toen haar schoonmoeder zag hoeveel ze verzameld had en Ruth haar ook het geroosterde graan gaf dat ze had overgehouden van de middagmaaltijd,

19. zei haar schoonmoeder: "Waar heb je vandaag aren geraapt, bij wie heb je gewerkt? Gezegend is de man die zich over je ontfermd heeft!" Ze vertelde haar schoonmoeder bij wie ze gewerkt had en zei: "De man bij wie ik vandaag heb gewerkt heet Boaz."

20. Toen zei Naomi: "Laat de Heer hem zegenen voor de trouw die hij bewijst aan de levenden en de doden!" Daarna zei Naomi: "Die man is naaste familie van ons en heeft het recht om voor ons als losser op te treden."

21. En Ruth, de Moabitische, vertelde: "Hij heeft ook tegen me gezegd dat ik bij zijn knechten mag blijven werken tot zijn hele oogst is binnengehaald."

22. Naomi zei tegen haar schoondochter Ruth: "Het is goed, mijn dochter, dat je meegaat met de vrouwen die bij hem werken. Dan valt niemand je lastig op een andere akker."

23. Zo bleef ze aren rapen bij de vrouwen die op Boaz' akker werkten, tot aan het eind van de gersteoogst en de tarweoogst. En ze woonde bij haar schoonmoeder.

»