Hooglied 2 EBV24
1. “Ik ben een herfsttijloze bloem van Saron, een lelie van de valleien.”
Hoe is de bruidegom?2. “Als een lelie tussen de dorens, zo is mijn vriendin onder de dochters.”
3. “Als een appelboom onder de bomen van het woud, zo is mijn geliefde onder de zonen. Ik verlang er innig naar om in zijn schaduw te zitten, zijn vrucht is zoet voor mijn gehemelte.
4. Hij brengt mij het wijnhuis binnen en zijn banier over mij is liefde.
5. Sterk mij met rozijnenkoeken, verkwik mij met appels, want ik ben ziek van liefde.
6. Zijn linkerhand is onder mijn hoofd en zijn rechterhand omhelst mij.
De komst van de bruidegom7. Ik bezweer jullie, dochters van Jeruzalem, bij de gazellen of bij de hinden van het veld, dat jullie de liefde niet opwekken of aanwakkeren, voordat het haar behaagt!”
8. “De stem van mijn geliefde. Zie, daar komt hij, springend over de bergen, huppelend over de heuvels!
De uitnodiging van de bruidegom9. Mijn geliefde lijkt op een gazelle of op een hertenjong. Zie, hij staat achter onze muur, hij spiedt door de vensters, hij werpt een blik door de spijlen.”
10. “Mijn geliefde antwoordt en zegt tegen mij: ‘Sta op, mijn vriendin, mijn allermooiste, en kom mee!
11. Want zie, de winter is voorbij, de stortregen is over, hij is weggegaan.
12. De bloemen laten zich zien op het land, de zangtijd is aangebroken, het koeren van de tortelduif is weer in ons land te horen.
De bruidegom dringt aan13. De vijgenboom legt zijn jonge vijgjes in de windselen, de bloeiende wijnstokken geuren. Sta op, mijn vriendin, mijn allermooiste, en kom mee!’”
De toewijding van de bruid14. “Mijn duif is in de schuilplaatsen in de rotsen, in het verborgene van de bergwand, laat mij je gezicht zien, laat mij je stem horen, want je stem is zoet en je gezicht is lieflijk.”
15. “Vang voor ons de kleine jakhalzen, de kleine jakhalzen, die de wijngaarden verderven, want onze wijngaarden staan nog in bloei.
16. Mijn geliefde is van mij en ik ben van hem, die weidt tussen de lelies,
17. tot de dag afkoelt, en de schaduwen vluchten. Draai je om, mijn geliefde, wees als een gazelle of een hertenjong op de bergen die doorkliefd zijn van ravijnen.”