Logo
🔍

Hooglied 2 VB

« Liefdeslied (vervolg)

1. En ik ben een narcis van de Saronvlakte, of een lelietje-van-dalen.

2. [Hij:] Als een lelie tussen de distels, zo is mijn schat tussen de meisjes.

3. [Zij:] Als een appelboom tussen de bomen van het woud, zo is mijn liefste tussen de jonge mannen. Ik verlang ernaar in zijn schaduw te zitten, zijn vrucht is heerlijk zoet op mijn tong.

4. Hij heeft mij naar het wijnhuis gebracht, zijn liefde is zijn banier over mij.

5. Versterk mij met wijn, verkwik mij met appels, want ik ben ziek van liefde.

6. Laat zijn linkerarm mijn hoofd ondersteunen, zijn rechterarm mij omarmen.

7. Meisjes van Jeruzalem, ik bezweer jullie bij de gazellen, bij de herten in het veld: wek de liefde niet, maak haar niet wakker, tot zij het zelf wil!

8. Hoor, de stem van mijn liefste! Kijk, daar komt hij, springend over de bergen, huppelend over de heuvels.

9. Mijn liefste is als een gazelle, als een hertenjong. Kijk, nu staat hij bij onze muur. Hij kijkt door de ramen, tuurt door de spijlen.

10. Mijn liefste roept me en zegt: 'Sta op, mijn schat, mijn schoonheid, en kom!

11. Want kijk, de winter is voorbij, de tijd van de regens is over.

12. Er staan weer overal bloemen in het veld en de zangtijd is weer aangebroken, overal hoor je de tortelduiven koeren.

13. De vijgenboom draagt zijn eerste, groene vijgen, de bloeiende wijnstokken geuren. Sta op, mijn schat, mijn schoonheid, en kom!

14. Mijn duifje in de rotsspleet, in je schuilplaats in de rotswand, laat me je gestalte zien, laat me je stem horen, want je stem is zo lieflijk, je gestalte zo sierlijk!'

15. Ga voor ons de vossen vangen, die kleine vossen die onze wijngaard vernielen, onze wijngaarden die nu in bloei staan.

16. Mijn liefste is van mij en ik ben van hem die tussen de lelies weidt.

17. Wanneer de dag aanbreekt en de schaduwen vluchten, kom dan terug, mijn liefste, springend als een gazelle, als een hertenjong op de geurige bergen.

»